Gezondheidscentrum in Zoetermeer door Frits van Dongen

Door Hans Stoutjesdijk - Frits van Dongen is al tien jaar actief ais architect. In die tijd heeft geen van zijn ontwerpen het verder gebracht dan het papier. Zijn niet aflatende inzet als deelnemer aan vele prijsvragen leidde af en toe tot een plaats in de zoeklichten (o.a. de prijsvragen voor Parijs: Les Halles, Berlijn: Lützowplatz en Rotterdam: Jongerenhuisvesting Kruisplein), maar geen van zijn plannen kwam als winnende uit de bus. Als freelance architect bij architectenbureau Van Mourik was hij samen met Peter Vermeulen verantwoordelijk voor het ontwerp van de muziekzaal van het Haags Residentieorkest. Pas nu recent een gezondheidscentrum is gerealiseerd, en een woningbouwproject in uitvoering is, kan hij zich definitief ontdoen van het stempel van papieren coryfee van de Nederlandse architectuurwereld.

Vorig jaar heeft Van Dongen zich geassocieerd met Weeber, De Bruijn en Peereboom-Voller in de Architekten Cie. Dit Amsterdamse bureau presenteert zich met een fraaie brochure waarin ons wordt verteld dat ”de Architekten Cie. staat voor een architectuur die met nieuw elan, vanuit de moderne Nederlandse bouwtraditie, vooruitloopt op maatschappelijke ontwikkelingen”. Een fraaie, wervende slogan die echter een paar pagina's verder wordt gereduceerd tot een holle frase wanneer we het postmoderne ontwerp van Weeber voor het Olympus kantorencomplex aan de Haagse Parkstraat tegenkomen. Een verdere verwijdering van de Nederlandse bouwtradities is nauwelijks denkbaar en evenmin heeft het ontwerp iets uit te staan met te verwachten maatschappelijke ontwikkelingen.

Hoe verhoudt het werk van Frits van Dongen zich tot de slogan van de Architekten Cie.? Zijn vroege prijsvraagontwerpen (tot 1982 in samenwerking met Kas Oosterhuis tot stand gekomen) tonen een stellingname die eerder op provoceren dan op realiseren gericht lijkt te zijn. De ontwerpaanpak wordt gekenmerkt door een rationele analyse van het programma en de planomgeving. Vanuit deze basis wordt toegewerkt naar een uit autonome onderdelen opgebouwde stedenbouwkundige invulling. De afwijking met de Nederlandse bouwtraditie zit vooral in de ondergeschikte rol die de gebruikseisen spelen ten opzichte van de uit de analyse gedestilleerde formele orde. Het feit dat inmiddels een werk van Van Dongen is uitgevoerd, duidt al aan dat het accent in het recentere werk is verschoven van provocatie naar realisatie. In hoeverre deze verschuiving ook de afstand tot de Nederlandse bouwtraditie heeft verkleind is een vraag die misschien aan de hand van het gezondheidscentrum te Zoetermeer beantwoord kan worden.

Straat in plaats van cluster

Aan het ontwerp is een uitgebreide analyse van bestaande gezondheidscentra voorafgegaan. Van Dongen kwam hierbij steeds het clustertype tegen, een gebouwtype waarin de verschillende spreek- en behandelkamers rondom een centrale wachtruimte zijn gegroepeerd. Deze opzet leidt in zijn slechtste vorm tot de directe, vaak ongewenste confrontatie van de verschillende bezoekers met elkaar. Van Dongen stelde een andere opzet voor; een lineaire structuur met daarlangs een informele wacht- en verkeersruimte. Het principe van de ’’gezondheidsstraat” werd hiermee in het leven geroepen. Een gevolg van deze keuze was dat de oorspronkelijke locatie langs de korte zijde van een parkeerplaats niet langer geschikt was; de lengte van het gebouw in uitgestrekte vorm werd te groot. Na de nodige discussies met de stedenbouwkundige dienst werd toestemming verkregen het gezondheidscentrum langs de lange zijde van het parkeerterrein te plaatsen. Het gebouw krijgt hierdoor tevens een extra functie als buffer tussen het buurtpark en de parkeerplaats.

De planopzet is extreem eenvoudig. Evenals in veel van zijn recente ontwerpen heeft Van Dongen het programma van eisen opgesplitst in diverse autonoom behandelde onderdelen. Allereerst zijn er natuurlijk de diverse spreek- en behandelruimtes. Deze zijn, samen met de ruimte die door de apotheek in beslag wordt genomen, in een doosvormig volume van 9 bij 69 meter geplaatst. Door de beide langswanden dragend te maken, is het mogelijk de scheidingswanden zonder grote problemen te verplaatsen, zodat de verschillende modulen eenvoudig uitwisselbaar zijn. In de ontwerpfase is dit al zeer nuttig gebleken. De wacht- en verkeersruimte is aan de parkzijde langs het doosvormige volume gelegd. Deze ruimte wordt van het buurtpark afgeschermd door een golvende wand. Een lichtstraat verbindt wand en doos met elkaar en overdekt tegelijk de wacht- en verkeersruimte. De transparante aard van de verbinding doet geen afbreuk aan de autonome positie van de golvende wand.

Gevels. De golvende wand met perforaties werkt als een decor aan de zijde van het park.

Deze eenvoudige rationele opzet is vooral aan de buitenzijde concessieloos gehanteerd. Het doosvormige volume is aan de buitenzijde afgewerkt met een aluminium gevelplaat met een ondiepe horizontale profilering. Eén lang strookvormig raam is over de volle lengte van het blok doorgezet en voorziet de erachter gelegen ruimtes van daglicht. Het raam is vlak in de gevel gedetailleerd om het doosvormige volume zo min mogelijk aan te tasten. Slechts ter plaatse van  de ingang wordt het raam onderbroken. Een felgele luifel die in een puntvorm is afgesneden benadrukt de ingang, die als enige onderbreking in de streepvormige voorgevel al behoorlijk opvalt, nog eens extra.

Zoals al vermeld had Frits van Dongen moeite met het clustermodel. De door hem gehanteerde gezondheidsstraat heeft inderdaad als voordeel dat de bezoekers minder direct met elkaar geconfronteerd worden. De langgerekte wachtruimte maakt het mogelijk een eigen plek te zoeken, een plek waar contact gezocht, of juist vermeden kan worden. Het is mogelijk naar de koffiehoek of naar de leestafel te gaan, zonder dat hierbij de ruimte waar men wordt verwacht uit het oog wordt verloren. Het feit dat iedereen in één en dezelfde ruimte verblijft, maakt de wachtruimte dynamisch, hetgeen bijdraagt aan het informele karakter.

Verblijfs- of verkeersruimte

Toch zijn ook aan het straat-principe de nodige nadelen verbonden. Allereerst roept de lange gang al snel associaties op met de met stoelen gevulde ziekenhuisgangen, vooral daar waar de wachtruimte op z’n smalst is. En al zorgt de golvende wand aan de parkzijde voor enige geleding van de ruimte, zonder toegevoegde elementen zoals een kinderspeelhoek, een garderobe-element en door de gebruikers geplaatste planten, is de plekvorming onvoldoende. Een ander nadeel van de lineaire opzet is dat bij het vertrek de wachtruimte weer doorlopen moet worden. Bij de clustervorm is het vaak mogelijk minder opvallend te vertrekken.
De oplossing voor het gevoelige probleem van de plekvorming en de relatie tussen de verkeers- en verblijfsruimte van de gangruimte wordt eigenlijk al gedeeltelijk in het ontwerp van Van Dongen zelf aangedragen. Ter plaatse van de twee kamers van de huisartsen is de toegang tot de spreekkamers teruggelegd ten opzichte van de dragende wand die aan de wachtruimte grenst. Er ontstaat zo een tussengebied, dat hier wordt benut als informele route tussen de artsenkamers en de assistentievertrekken. Met behulp van een soortgelijke zonering in de gang zouden wacht- en verkeersruimte in ruimtelijke zin enigszins van elkaar gescheiden kunnen worden zonder dat de visuele relatie verloren gaat. Dit kan bereikt worden door de gang sterker ruimtelijk te geleden met bijvoorbeeld een kolommenstructuur of nisvormige ruimtes grenzend aan de gang.

Entree

Dankzij de golvende vorm van de wand aan de parkzijde heeft de gangruimte een variërende breedtemaat. Ter plaatse van de ingang en de artsenkamers is de maat het grootst, ter plaatse van de apotheek het kleinst. Hier zijn de wachttijden over het algemeen ook korter. De wand is binnen en buiten afgewerkt met een zalmroze stuclaag. Opvallend is de grote hoeveelheid gaten waarmee de wand volgens een strak patroon is geperforeerd. Hierbij zijn vijf verschillende hoogtes gehanteerd. De onderste drie rijen gaten corresponderen met kruip-, zit-, en sta-ooghoogte. De volgende reeks zit vlak onder het plafond en toont ons de lucht. De hoogste gaten hebben slechts van buitenaf gezien een functie; zij bevinden zich boven het verlaagd plafond en bieden plaats aan verlichtingsarmaturen. Het gebouw wordt hierdoor ’s avonds als een stippellijn zichtbaar. Het uitzicht dat de verschillende gaten vanuit de wachtruimte bieden, is door de geringe doorsnede erg beperkt. Een weids uitzicht is nergens mogelijk, tenzij het hoofd in één van de gaten wordt gestoken. Wat meer contact met de buitenwereld zou de wachtruimte tot een aantrekkelijker verblijfsgebied hebben gemaakt.

Vorm en inhoud

De wacht- en verkeersruimte is overkapt met een kunststof lichtstraat. Aan de buitenzijde dient een aluminium schoepenrooster als zonwering. Onder de lichtstraal hangt een lichtdoorlatend plafond. In de zone die zo is ontstaan, zijn de tl-verlichting en de mechanische ventilatie opgenomen. Uit akoestisch oogpunt is een deel van de plafondplaten vervangen door dichte, geluidsabsorberende platen. Het blokpatroon dat hierdoor ontstaat levert samen met de ronde gaten in de golvende wand een onrustig beeld op.
Ruimtelijk interessant wordt de wachtruimte op die punten waar het doosvormige volume is aangetast. De afwijking ter plaatse van de kamers van de huisartsen is al eerder besproken. Ook bij de balie van de apotheek is de dragende wand gedeeltelijk weggelaten. Een stalen kolom vangt de wand op en zorgt, samen met een mooie, licht gebogen balie voor de ruimtelijke scheiding tussen de wachtruimte en het personeelsgedeelte. De apotheek heeft een, wel wat kale, eigen ingang in de westgevel. Een hardglazen pui in de gang maakt het mogelijk de apotheek van de rest van het gezondheidscentrum af te sluiten.

Plattegrond
1. wachtruimte 2. maatschappelijk werk 3. wijkverpleging 4 huisartsen 5. assistentie 6. staf 7. fysiotherapie 8. tandarts 9. apotheek

In ruimtelijk opzicht is het entreegebied het meest uitgewerkt. De gele luifel steekt schuin omlaag in het entreeportaal. Na de hardglazen automatische schuifdeuren buigt de luifel weer omhoog om pas in de wachtruimte te eindigen. De zwart geschilderde zijwanden van de entree vormen een scheg die naar binnen toe langzaam smaller wordt. De bezoeker wordt zo door een steeds smaller en lager wordende gang gevoerd, waarna de ruimte zich bij de receptiebalie naar de lichte wachtruimte toe opent. Ook hier wordt de dragende wand vervangen door een stalen kolom. De golvende balie begeleidt de bezoeker verder naar binnen en steekt iets de wachtruimte in. De balie is evenals de overige meubels in het gezondheidscentrum door Van Dongen zelf ontworpen en toont zijn kunnen op dit gebied. Andere fraaie staaltjes zijn de schermen in de spreekkamers van de artsen. Deze schermen van polyester, gevat in zwart gemoffelde aluminium profielen begeleiden de binnenkomende patiënten naar de spreektafel, bevatten een aantal boekenplanken en scheiden spreek- en onderzoeksgedeelte van elkaar. Een soortgelijke materiaaltoepassing vinden we in het garderobe-element nabij de ingang.
Teruggrijpend naar de slogan van de Architekten Cie. en de daarin genoemde Nederlandse bouwtraditie belanden we bij de beladen vraag omtrent de relatie tussen vorm en inhoud in dit werk van Frits van Dongen. Met name bij de geperforeerde golvende wand heb ik de indruk dat het beeld voorop heeft gestaan en er alles aan is gedaan om dit ongeschonden door het ontwerpproces heen te loodsen. Van Dongen noemt zelf deze wand een decor voor het park. Hetzelfde kan eigenlijk ook gezegd worden van de voorgevel; ook deze gevel is eigenlijk niet meer dan een streepvormig decor voor het parkeerterrein.

Toch ben ik bereid Van Dongen het voordeel van de twijfel te gunnen, wanneer hij vindt dat in zijn ontwerp beeld en inhoud samen gaan. Hij gebruikt hiervoor zijn functionele en rationele ontwerpmethodiek als aanleiding. Wanneer hij echter met hetzelfde motief probeert dit werk binnen de Nederlandse bouwtraditie te plaatsen, teken ik bezwaar aan. Een functioneel rationele benadering biedt absoluut geen garantie voor kwaliteit, voor kwaliteit op ruimtelijk gebied en op het gebied van de relaties tussen gebruikers onderling en ruimtes onderling. In het gezondheidscentrum vinden we die kwaliteiten juist slechts daar waar het strak gehanteerde rationele concept is doorbroken, namelijk op de plaatsen waar het doosvormige volume is aangetast.

In plaats van het gangbare clustertype koos Van Dongen voor een lineaire opbouw waardoor bezoekers minder direct met elkaar geconfronteerd worden

Op stedebouwkundig niveau is het gebouw niets meer of minder dan het extreem eenvoudige rationele concept in zijn meest directe, onaangetaste vertaling. En al levert het gezondheidscentrum een haast aangenaam contrast op met de traditionele gemetselde Zoetermeerse omgeving —een omgeving waar het ontwerp van Van Dongen zich tegen afzet— de uitstraling van zijn ontwerp overtreft nauwelijks die van zijn buren. De opbrengst op stedenbouwkundig niveau van deze toevoeging in de Zoetermeerse wijk Noordhove blijft hiermee uitermate schraal. Wat dat betreft biedt het woningbouwproject van Frits van Dongen voor de Rotterdamse Afrikaanderwijk hoop op meer rijkdom. Ook daar is een eenvoudige planopzet toegepast. Een beperkt aantal uitgangspunten leidt daarbij, misschien dankzij de grotere schaal, tot een scala aan originele stedenbouwkundige en architectonische oplossingen.