Zolang men uitgaat van het gegeven dat één bewaker alle cellen moet kunnen overzien laat de plattegerond van een gevangenis zich slechts op twee principes baseren: de kruisvorm of het panopticum. De opdracht om te zoeken naar een nieuw concept is daarom geïnterpreteerd als een onderzoek naar de mogelijkheden beide principes te combineren. Vanuit een systeem van vier kwadranten, gescheiden door een kruis van atria, zijn vijfentwintig varianten ontwikkeld, die aanpassingsmogelijkheden bieden aan de locatie of aan specifieke programma’s. Na toetsing aan de door de Rijksgebouwendienst gehanteerde normen voor het maximum bruto vloeroppervlak blijkt alleen het kruismodel in een tweede fase voor nadere uitwerking in aanmerking te komen. Vervolgens wordt het ontwerponderzoek verlegd van de combinatiemogelijkheden van het panopticum en het kruis, naar een uitwerking van het kruismodel, waarbij de afwisseling van woon- en wandelkwadranten centraal staat. Voorgesteld wordt de onderste kwadranten te vullen met speciale afdelingen. Daarop liggen de wandelplaatsen en daarboven de woonafdelingen, die beide uitzicht op de buitenwereld verkrijgen. Doordat de programma’s van de onderste lagen verschillende dakvormen en verdiepingshoogten vereisen, ontstaat een gevarieerd daklandschap. Het resultaat is een compacte, maar toch gevarieerde structuur, met variatie in de ruimtewerking, lichtinval, uitzicht en gebruiksmogelijkheden. Voor de buitengevel van de cellenblokken worden betonelementen voorgesteld, met een regelmatige perforatie. Een raster van openingen vervangt de traditionele tralies, biedt een verbeterde lichtval en meer variatie in het uitzicht.
Gemeente Haarlem