Een grote uitdaging bij industrieel erfgoed is te voorkomen dat in de transformatie die kenmerken verloren gaan die juist de aanleiding vormden te opteren voor transformatie in plaats van sloop en nieuwbouw. Industriecomplexen zijn meestal niet gebouwd voor representatieve doeleinden. Wel zijn ze een directe weerspiegeling van de prestaties die ze dienden te leveren. Wanneer ze een nieuwe toekomst krijgen, gaat juist dit weerbarstige karakter vaak verloren. Kunst is derhalve beide met elkaar te verbinden.
In het ontwerp dat Peter Zumthor in 2001 maakte voor De Meelfabriek, wordt ingezoomd op de kracht die de constructie van de industriële complexen in zijn ogen had. Zumthor haalde de focus van de architectuur weg bij de huid van de gebouwen en vestigde de aandacht op de waarde van de constructie, als uitgangspunt voor de transformatie. Zumthor stripte de gebouwen volledig om tot de kale bestaansgrond van het complex te komen en vandaaruit het pad naar een nieuwe toekomst uit te stippelen.
Zumthor stelde dat dit tot zijn naakte verschijningsvorm gestripte karkas weer tot leven kon worden gewekt met behulp van ‘social engineering’. Dit bestond in zijn ogen uit een aantal activiteiten die tegelijkertijd ondernomen dienden te worden. Zo was het van belang een onderzoek te doen naar de juiste functie voor het juiste gebouw. Daarnaast wilde hij het tot dan toe gesloten complex openen en door nieuwe connecties met de omgeving en de stad nieuwe energie geven. Ten slotte wilde hij een aantal gebouwen toevoegen. Drie jaar geleden kwam een einde aan de tot dan toe intensieve samenwerking tussen opdrachtgever en architect. Aan de verwijdering lag een verschil van inzicht ten grondslag over tempo en fasering van het proces. Wellicht speelde een rol dat in de huidige bouwconjunctuur veel meer stap voor stap wordt gewerkt. Feit is dat de jonge, in Parijs gevestigde architect Bart Akkerhuis nu het oorspronkelijke masterplan verder uitwerkt.
Uitwerking masterplan met nieuwe architect
Deze architect werd door de opdrachtgever in eerste instantie gevraagd voor de contractonderhandelingen met David Chipperfield, de beoogde opvolger van Zumthor. Toen die op niets uitliepen, werd Akkerhuis eind 2014 zelf gevraagd. Akkerhuis was toen net vertrokken bij Renzo Piano waar hij tien jaar succesvol had gewerkt.
Wat trof hij aan? Akkerhuis: “De kwaliteit van de binnenruimten is groot. Maar het terrein zelf is onoverzichtelijk en daarmee bepaald geen verblijfsgebied. Op de begane grond stuit je op een woud aan kolommen en een massa van gebouwen. Omdat dit te weinig aanleiding biedt om een plek te maken waar men wil verblijven, zijn we op zoek gegaan om ordening in deze chaos aan te brengen.” Akkerhuis maakte daartoe allereerst wat de Italiaanse stedebouwkundige Bernardo Secchi ooit het ontwerp van de grond noemde.
De inrichting van het maaiveld is de eerste stap. “Met behulp van assen en zichtlijnen proberen we de begane grond zo transparant mogelijk te maken, wat gezien de aanwezigheid van de liftkernen nog een hele uitdaging is.” Een ander belangrijk doel is het terrein te verbinden met de stad en het singelpark van Lola Landscape Architects. De binnentuin, het entreeplein, de parktuin van Piet Oudolf en de industriestraat vormen een stelsel van buitenruimten dat de verdere ontwikkeling van De Meelfabriek een kader verschaft.
Organisch proces
Uit studies blijkt dat het complex vanuit het noorden naar het zuiden is uitgebreid en in de loop van de jaren voortdurend is veranderd en aangepast. Dat gebeurde vrijwel altijd vanuit functionele overwegingen, op basis van de bouwwijze die op dat moment voorhanden was. Akkerhuis zoekt naar een continuïteit door met zijn ontwerp aan te sluiten op dit organische groeiproces.
Het onderbouwt zijn besluit om de bestaande toren tussen Meelpakhuis en Silo c-gebouw weg te halen en daarmee de kwaliteit van beide gebouwen te verbeteren. Naast de laagbouw van Jan Splinter plaatst hij de Singeltoren die de plek van De Meelfabriek in de stad markeert. Tot slot voegt Akkerhuis verschillende dakopbouwen en bijgebouwen toe, waarmee de diversiteit aan hoogten is vergroot. “Zo laat ik zien dat het een complex is dat bestaat uit verschillende gebouwen.”
Programmatische afstemming
De programmatische afstemming is dynamischer geworden, minder een zaak van ‘social engineering’. Anders dan onder Zumthor is transformatie veel meer een zaak van overleg en samenwerking met gemeente, welstand en monumentenzorg om zo tot het beste resultaat te komen. De volumen die worden toegevoegd, zijn weliswaar onderdeel van de totale compositie maar zijn flexibel en kunnen binnen het totaal met elkaar worden verrekend.
Ab van der Wiel: “Het zijn oerdegelijke gebouwen waarmee je heel veel kunt doen. Ik ga voor maximale kwaliteit met het oog op het hoogste rendement. Als je het terrein helemaal volbouwt, kun je 75.000 vierkante meter realiseren en kom je uit op vijfhonderd woningen per hectare. Mijn devies is echter: minder doen en beter maken. Nu maken we 46.500 vierkante meter (55.000 inclusief parkeergarage), wat neerkomt op 460 woningen op anderhalve hectare. Dat wil zeggen 310 woningen per hectare.”
Om een plek te creëren waar mensen op afkomen en elkaar zullen ontmoeten, leggen Van der Wiel en Akkerhuis het accent op creativiteit en ambachtelijkheid. De activiteiten die zich hier zullen ontplooien, zoals een Fablab, een bijzondere boekwinkel of koffiebranderij, moeten deze ambities ondersteunen. Door de combinaties van functies (hotel, appartementen, bedrijven, spa en wellness, creatieve ondernemingen) en dankzij de te programmeren evenementen kan De Meelfabriek een plek worden die populair is en zichzelf kan vernieuwen.
De Meelfabriek ‘as found’
De aangetroffen tussenruimten zijn spannend en bezitten kwaliteiten die je met nieuwbouw nooit kunt evenaren. Ze nemen een prominente plek in het ontwerp van Akkerhuis in. Voorbeelden zijn de binnentuin waaraan het hotel komt te liggen, maar ook de industriestraat en de ruimte tussen de Singeltoren en het Silogebouw.
Alle gebouwen zijn geïnventariseerd, geanalyseerd en in een BIM-omgeving geplaatst. Vervolgens is onderzocht welk gebouw waarvoor geschikt is. Indien nodig worden trappenhuizen of loopbruggen gesloopt. Het Molengebouw en Riffellokaal, een bakstenen gebouw met een staalconstructie en lintramen, krijgt op de verdiepingen een woonfunctie en blijft geheel intact. Het naastgelegen Silogebouw wordt in de tweede fase getransformeerd tot een designhotel en krijgt wel nieuwe gevels.
Op dit moment werkt Akkerhuis het ontwerp van de Singeltoren uit. Ze bestaat uit drie volumen, wordt 45 meter hoog en heeft drie appartementen per verdieping. De constructie bestaat uit een betonkern met woningscheidende wanden en ranke, dragende betonnen kolommen. Deze kolommen staan aan de buitengevel waarachter de
fijnere binnengevels liggen. Door de balkons te alterneren (op de drie hoeken) is de hoogte van de buitenruimte van balkon tot balkon altijd minimaal zes meter.
Akkerhuis geeft ieder gebouw nadrukkelijk een eigen karakter. Dat uiteindelijk het complex toch herkenbaar is als eenheid, komt voort uit de compositie van het ensemble en uit het ontwerp en de materialisatie van de gevels. Vooral de zorgvuldige materiaalstudies maken een groot deel uit van de ontwerpactiviteit. Akkerhuis spreekt zelf over een eerlijk gebouw waarbij geen trucs zijn uitgehaald om de gevels mooier te laten lijken dan ze zijn.