Door Ed Melet/Liesbeth Melis - Sanering van arbeiderswijken levert zelden bevredigende resultaten op. Goed bedoelde pogingen ontaarden vaak in een kakafonie van slecht op elkaar afgestemde woningcomplexen, waarbij het oorspronkelijke coherente beeld van deze buurten verloren gaat. Ook het in de jaren zeventig en tachtig gesaneerde gedeelte van de Haagse Schilderswijk wordt gekenmerkt door een lappendeken-effect. Om deze ontwikkeling te stoppen, en omdat er politieke winst te boeken viel, vroeg de toenmalige wethouder Adri Duivesteijn Jo Coenen het gezicht van de aan herbouw toe zijnde Vaillantlaan te ontwikkelen. Hij ontwierp hiertoe het StedebouwkundigArchitectonisch Plan. Het belangrijkste instrument is de zogenaamde bouwdoos. Hierin zijn alle elementen samengebracht waarmee de architecten, die aan deze iioo meter lange laan mogen bouwen, hun gevels moeten samenstellen. Stedebouwkundig voldoet Coenens idee aan het uitgangspunt: de Vaillantlaan straalt, in tegenstelling tot andere gesaneerde delen van de Schilderswijk, zeker een eenheid uit. Omdat echter alle aandacht uitging naar, en daarmee het grootste deel van het beschikbare budget geabsorbeerd is door de gevel, kunnen bij de kwaliteit van de woningen de nodige vraagtekens worden gezet.'
De Haagse Schilderswijk is van oorsprong een typische volksbuurt. In de jaren zestig traden de toen al aan sanering toezijnde woningen op als katalysator van een transformatie. Gesteund door de groeiende welvaart verliet de oorspronkelijke bevolking de wijk en haar plaats werd ingenomen door de noodgedwongen met veel minder genoegen nemende gastarbeiders. Ruim zestig procent van de bevolking bestaat nu uit allochtonen (in bepaalde straten waaronder de Vaillantlaan ligt dat percentage zelfs beduidend hoger), die de wijk weliswaar een extra levendigheid hebben gegeven, maar waardoor het aantal problemen ook is toegenomen. De werkeloosheid groeit snel en volgens recente gegevens moet ongeveer de helft van de bewoners van een bestaansminimum rond zien te komen. In deze tijd van afbraak van het sociale stelsel biedt dit een weinig rooskleurig beeld voor de toekomst van de Schilderswijk.
Sanering, hoe zeer ook verrijkt door stralende architectonische projecten, kan natuurlijk nooit deze problemen oplossen. En dat is ook niet de taak van een architect. Toch heeft Jo Coenen met het ontwikkelen van zijn Stedenbouwkundig-Architectonisch Plan Vaillantlaan die pretenties gehad. Hij uitte immers de wens om “het oorspronkelijke beeld geen geweld aan te willen doen en de bewoners niet te confronteren met een totaal nieuw beeld, hoewel we beseffen dat de straat per definitie toch nieuw (gebouwd) wordt. In deze paradox schuilt het verlangen naar een trotse en elegante laan die opnieuw, zoals oude ansichten ons aantoonden, het prestige van de gehele wijk kan opvijzelen” . 2
Om dit streven naar een door coherentie gekenmerkte laan te waarborgen koos Coenen voor de ontwikkeling van een bouwdoos. Deze bestaat uit ruim drieduizend elementen waarmee de architecten hun gevels moeten componeren. Hij wilde een gevelmodel ontwikkelen dat vele varianten van woningen achter de gevel toelaat. De ritmische toepassing van arcaden, etage-hoge ramen met Franse balkons en ramen met diepe neggen, zouden het straatbeeld voortaan bepalen en dit moeten verlevendigen en verrijken. Daarnaast wilde Coenen de rooilijn aan weerszijden van de laan vijf meter terugleggen om zowel een goede doorstroming van het verkeer te waarborgen als een aangenaam klimaat voor de voetganger te creëren. Hij maakte eveneens een ontwerp voor de inrichting van de toekomstige Vaillantlaan.
De monumentaliteit van de gevel, die overigens erg onhaags aandoet en eerder aan Italiaanse Novecento-architectuur doet denken, heeft vele politici blind gemaakt voor de realiteit. Het hele project, dat zowel bedrijfsruimtes, een school als woningen in de sociale sector (waaronder zowel huur- als koopwoningen) bevat, is zo’n vijftien miljoen duurder geworden dan wanneer ‘normale’ nieuwbouw zou zijn gepleegd. Alles werd op alles gezet om het plan doorgang te kunnen laten vinden. De enorme kosten die het werken met dit gevelsysteem met zich meebracht, zorgden ervoor dat er geen middelen resteerden om diverse varianten van woningtypen te ontwikkelen, laat staan experimenten toe te staan, terwijl die toch nadrukkelijk door Coenen werden gevraagd, vooral op die plekken waar vanwege het terugleggen van de woning erg ondiepe woningen zouden ontstaan. Alles wat nu achter de gevel zit, zoals plattegronden en achtergevels, maar ook de straatgevels in de zijstraten waar de SAP-gevel vrij abrupt stopt, zijn voor het absolute minimum tot stand gekomen. Bovendien bestond en bestaat nog steeds onduidelijkheid over de vraag waar precies de SAP-gevel ophoudt, zodat vrijwel alle deelnemende architecten veel tijd en energie verliezen aan het gebakkelei over geld. Om te zorgen dat het gevelbeeld nauwkeurig gehandhaafd blijft wordt een strakke regelgeving gehanteerd, waardoor de flexibiliteit bij de samenstelling in de praktijk zwaar blijkt tegen te vallen
Franse balkons
Kenmerkend voor het gevelbeeld is de toepassing van Franse balkons. Deze moeten dienen als een binnen-buiten gebied, waarbij het de bedoeling is dat de bewoners het gevoel krijgen dat zij in de gevel staan of zitten. In hoeverre de balkons, gezien de hoeveelheid verkeer op de Vaillantlaan en de daarmee samenhangende stank en het lawaai, werkelijk als zodanig gebruikt gaan worden is echter nog maar de vraag. Deze functie maakte het noodzakelijk om de gevels op te blazen tot een dikte van 45 cm. In het buitenland is het gebruikelijk deze omvang te benutten om de gevels een constructieve bijdrage te laten leveren. Dat dit niet is gebeurd, heeft niet alleen te maken met de angst van de aannemer om met een voor hem onbekend systeem te moeten werken, maar ook met de vrees voor een zogenaamde ‘progressive collapse’. De gedachte hierbij is dat wanneer op een willekeurige etage door een explosie de dragende gevel wordt beschadigd de kans groot is dat de rest van het gebouw ook instort. Een simpele, en in het bouwblok van Lafour en Wijk ook toegepaste, oplossing is om zwakke schakels in de gevels te integreren. Door de druk die ontstaat na een ontploffing zou alleen dit element naar buiten worden geblazen; het gebouw zelf blijft verder intact. Hiernaast heeft het feit dat de gevel niet dragend is nog een derde reden. Door een voorzetgevel te maken wordt nog eens extra benadrukt dat de gevel geheel apart ontworpen is van de woningplattegronden.
De diepe negge van de Franse balkons heeft als groot nadeel dat er slechts in beperkte mate direct daglicht de woningen kan binnenstromen. Bovendien worden de woningen er door Coenens keuze om het raamkader van gestraald beton te maken, dat bestaat uit wit zand, geel cement en HSE-grind om het een natuursteen-achtig uiterlijk te geven, ook niet lichter op. Het gestraalde en dus pokdalige oppervlak reduceert namelijk de hoeveelheid daglicht die via reflectie de woningen binnenvalt. Een bijkomend probleem van horizontale vlakken van gestraald beton is dat er in de putjes water zal blijven staan waardoor mosgroei onvermijdelijk is.
Met de daglichttoetreding startte feitelijk een vicieuze cirkel. Om toch aan de norm te kunnen voldoen waren er twee mogelijkheden. De eerste was dat Coenen zou afzien van deze balkons. Dat zou echter het hem voor ogen staande straatbeeld dusdanig aantasten dat dit onbespreekbaar was, waardoor alleen het verhogen van het glaspercentage als optie overbleef. Hoewel nu maar liefst 45 procent van de gevel uit glas bestaat, blijven de woningen zeer donker. Alleen de op de derde verdieping liggende dakwoningen zijn een stuk lichter, maar die hebben dan ook een veel minder dikke gevel (slechts 21 cm).
Akoestiek
De akoestische problemen hielden gelijke tred met het toenemen van het glaspercentage. Immers, de Vaillantlaan is een belangrijke doorgaansroute, die in de toekomst alleen maar intensiever gebruikt zal gaan worden. Bij de bepaling van de akoestische isolatie van de woningen moest gerekend worden met een maximaal toelaatbare belasting op de gevel van 72 dB(A). Normaal gesproken zou bij een dergelijk niveau direct de hoeveelheid glas tot maximaal vijfentwintig procent zijn teruggebracht. In dit geval was dat echter onmogelijk
Daar kwam bij dat Coenen wilde dat alle Franse balkons ook werkelijk als zodanig gebruikt moesten kunnen worden. Door de enorme kierlengtes, die hierdoor zouden ontstaan, verminderde hij de geluiddichtheid van de woningen behoorlijk. In het geval van de door HTV-architecten vormgegeven ‘Stortenbekerboog’, die een licht gebogen vorm heeft, bleek dat een te grote extra belasting. Bouwfysicus Chiel Dikken, van het facilitaire bureau HTV-Bouwtechniek bv adviseurs, berekende dat, om het geluidsniveau in de woningen onder de 35 dB(A) te houden, per ruimte niet alle ramen geopend konden worden Een groot aantal ramen moest worden voorzien van een glaspakket met een peperdure dikte van 48 mm. Niet alleen betekende deze noodgreep een behoorlijke aanslag op het budget -de subsidie van 2200 gulden per woning voor geluidswering was absoluut niet toereikend- maar ook op de kracht van de bewoners. De draai-kiepdeuren wegen namelijk 100 kg en kunnen derhalve gemakkelijker geopend dan gesloten worden.
In het bouwblok aan het Vaillantplein, dat rechte rooilijnen heeft in tegenstelling tot de Stortenbekerboog en dat door Coenen zelf is uitgewerkt, zullen daarentegen wel alle ramen geopend kunnen worden. Zijn bouwfysische adviseur toonde met zijn berekeningen aan dat ondanks de kieren de geluidsoverlast binnen acceptabele grenzen bleef. Daarmee wordt direct enigszins de betrekkelijkheid van dergelijke berekeningen aangetoond. Pas wanneer de woningen klaar zijn, kan door middel van metingen het werkelijke geluidsniveau binnen worden bepaald. In de reeds opgeleverde Stortenbekerboog bleken deze overigens met de HTV-berekeningen overeen te komen.
De hoge geluidsbelasting en de luchtverontreiniging bepaalden tevens de manier waarop de woningen geventileerd moesten worden. Natuurlijke ventilatie was vanwege de verkeersoverlast niet haalbaar, normale suskasten waren voor Coenen onacceptabel en de door hem voorgestelde speciale suskast, die via de openingen tussen het kozijn en het betonelement voor de aanzuiging van lucht moest zorgen, bleek onbetaalbaar. Daarom werd gekozen voor het in de woningbouw nog niet zo vaak toegepaste systeem van gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning, dat bovendien uitstekend aansluit op de haast industriële wijze waarop de woningen aan de Vaillantlaan in elkaar worden gezet.4 De bouwdoos-elementen worden bij de beton fabrikant Oosthoek Kemper samengevoegd tot prefab-componenten, die zonder dat er steigers aan te pas komen van binnenuit tegen het casco worden gemonteerd. Alleen bij een dergelijke hoge graad van prefabricage is een luchtdoorlatendheid haalbaar van 80 dm3/s, die door nen 2687 Luchtdoorlatendheid van woningen wordt geëist bij de toepassing van gebalanceerde ventilatie.
Tegelverband
Ter accentuering van de verticale lijnen wilde Coenen dat het eveneens geprefabriceerde metselwerk niet in het nu toegepaste halfsteens- maar in een tegelverband met diepgekerfde voegen uitgevoerd zou worden. Afgezien van de esthetische beweegredenen zou hiermee nog eens extra benadrukt worden dat de gevel geen dragende functie heeft. Dat het metselen in tegelverband niet werd toegepast had twee redenen. De woningbouwvereniging ’s-Gravenhage, eigenaar van de meeste woningen aan de Vaillantlaan, eiste uit angst dat het metselwerk tijdens het vervoer zou scheuren voor haar bouwblokken een écht verband. De andere huiseigenaar, woningbouwvereniging vzos, waarvoor onder anderen Coenen bouwt, stelde zich weliswaar minder conservatief op, maar voor deze blokken wilde de aangestelde aannemer geen garantie afgeven.
Met een tegelverband zou overigens wel een deel van de maatvoeringsproblemen opgelost zijn. Het SAP is namelijk een modulair-systeem, waarvoor de moduulsteen (afmetingen 190 x 90 x 40 mm) is gebruikt. Voor de montage en stelruimte moet echter tussen de prefab-componenten een voeg van twee centimeter worden aangebracht, waardoor aan beide kanten de moduulmaat feitelijk met één centimeter wordt ingekort. De door HTV bedachte oplossing om van de eindsteen die centimeter af te zagen, bleek al snel te duur. Daarom worden nu de voegen iets versmald. Omdat het aantal voegen per laag verschilt, is ook de voegdikte per rij anders. Bij het tegelverband had dit probleem zich natuurlijk niet voorgedaan.
Gesloten
Niet alleen stelden de aannemer en de opdrachtgevers zich zeker aanvankelijk nogal wantrouwend op, ook gaf met name de woningbouwvereniging ’s-Gravenhage geen blijk van inspirerend opdrachtgeverschap. Beheerstechnische aspecten blijken keer op keer te prevaleren boven sociale en culturele aspecten. Zo was er nauwelijks discussie mogelijk over de keuze tussen galerijen en portiekwoningen. Slechts daar waar het echt niet anders kon, zoals bij de woningen van Treffers & Polgar boven de school, werden galerijen toegestaan. In een enkel geval werd een gedeeltelijke galerijontsluiting toegepast. De ramen van de half verdiept gelegen parkeergarage, die Lafour en Wijk van daglicht wilde voorzien, werden uit het ontwerp geschrapt uit angst dat de bewoners deze ruimte zouden gaan gebruiken om te sleutelen aan hun auto’s. Over de inrichting van gemeenschappelijke binnenterreinen viel al helemaal niet te praten. Het zijn slechts enkele van de legio voorbeelden, waaruit blijkt dat er absoluut geen belangstelling is geweest voor het type bewoner en zijn manier van leven, terwijl toch inmiddels meer dan driekwart van de bewoners aan de Vaillantlaan van buitenlandse afkomst is. Op alle mogelijke manieren wordt geprobeerd de allochtoon in het keurslijf van de Nederlandse leefstijl te dwingen. Ook aan de woningplattegronden is dit afleesbaar. Deze zijn minimaal van afmeting, zijn introvert, hebben vrijwel nergens een extra kwaliteit, hebben kleine keukens en nauwelijks relaties met semi-openbare buitenruimtes. Ook de wettelijke eis om elke woning van een buitenruimte te voorzien, leidde ertoe dat in sommige gevallen aan voor- en zijgevel donkere loggia’s werden gecreëerd en dat de woningen op de terugliggende bovenste verdieping ook aan de achterzijde een balkon moesten krijgen, omdat de balkons aan de straatzijde vanwege de geluidsoverlast (volgens de normen van de wet Geluidshinder) onbruikbaar zijn. Dit alles ten koste van het toch al kleine vloeroppervlak op de bovenverdieping. De school, die door woningen omsloten wordt, werd noodgedwongen een gangenschool met een donkere middengang. Treffers & Polgar heeft er alles aangedaan om deze inpandige gang nog enige ruimtelijkheid mee te geven. Bovendien golden voor de school andere eisen ten aanzien van de akoestiek en de hoogte van de klaslokalen dan bij de woningen en bedrijfsruimtes. Het heeft dan ook heel wat inspanning gekost om de school desondanks in het gevelbeeld in te passen.
Het introverte karakter van de woningen wordt eveneens opgeroepen door Coenens gevel. Ondanks de hoeveelheid ramen en de Franse balkons maakt de gevel als geheel een gesloten indruk. Speelt het leven in de huidige bouwvallige gedeelten van de Vaillantlaan zich vrijwel direct aan de straat af, in de nieuwe projecten wordt het werkelijke leven verborgen achter een chique en vooral dure jas. De nieuwe Vaillantlaan boet ernstig aan levendigheid in. Het feit dat in de blokken van Coenen veel minder bedrijfsruimte is opgenomen dan in de oorspronkelijke oudbouw is hiervan minder de oorzaak dan de architectonische vormgeving met zijn plint, arcaden en diepe neggen.
Hoewel de woningbouwverenigingen, evenals veel buurtbewoners enthousiast zijn over de resultaten van de ingrijpende facelift van de Vaillantlaan, lijkt enige scepsis toch wel op zijn plaats. Hoe dik en monumentaal de gevel ook oogt, zo flinterdun blijkt deze monumentaliteit in werkelijkheid te zijn. De laan krijgt zeker allure en het beoogde beeld wordt bereikt. In sociaal, financieel en praktisch opzicht heeft de architectonische invulling echter gefaald. Voor de meeste ontwerpers, die zich intensief met woningbouw bezig houden en alles in het werk stellen hier extra kwaliteiten aan te geven, is het werken met deze gevel tot op heden een erg frustrerende ervaring gebleken. En dat is zeker niet alleen de schuld van Coenen.
NOTEN - 1) Dit artikel is gebaseerd op interviews met Albert Ravestein, projectleider namens de gemeente Den Haag, Herbert van Brug, Chiel Dikken en Remko Zuidema van HTV Bouwtechniek, Otto Pastel verantwoordelijk voor de technische uitwerking van het SAP namens bureau Coenen, Rikkert Wijk van bureau Lafour & Wijk, Judith Barth van Treffers & Polgar en Simons van Oosthoek Kemper. 2) Albert Ravenstein en Dick van der Harst, Een nieuwe laan voor de Schilderswijk, Dienst Stadsontwikkeling-Grondzaken in samenwerking met de afdeling Projektorganisatie Stadsvernieuwing Gemeente ’s-Gravenhage, 1989. 3) zie 2. 4) W.F. de Gids en J.C. Phaff, ‘Zin en onzin van gebalanceerde ventilatie’, Bouwwereld, juli 1993.