Iets over de wordingsgeschiedenis
De opzet van de Kasbah en de wijze waarop de uitgangspunten zijn uitgewerkt genieten onder belangstellenden wel een zodanige bekendheid, dat ik er hier niet over behoef uit te weiden. Vermelding verdient wel de tijd die er is verlopen tussen het geven van de opdracht tot het maken van het eerste schetsontwerp (maart 1967) en het betrekken van de woningen door de eerste huurders (begin 1973). Opvallend is daarbij o.a. dat de gemeente Hengelo op een bepaald moment besloot het project in eigen beheer te nemen, aangezien de plaatselijke woningbouwverenigingen terugschrokken voor het risico, onder meer wat betreft het beheer van de onderbouw.
Als algemene conclusie m.b.t. de wordingsgeschiedenis van de Kasbah tekenen de rapporteurs aan, dat de personen en instanties die bij de realisering van het project betrokken zijn geweest over het algemeen enthousiast waren over de ontwerpen en de achterliggende ideeën. Toch heeft het zowel de ontwerper als de andere participanten in het ontstaan van de Kasbah veel tijd en inzet gekost om het project tot stand te brengen binnen het complexe geheel van voorschriften, vereiste goedkeuringen en financiële voorwaarden die met de bouw zijn verbonden. Zonder het predicaat 'experimentele woningbouw' en de daaraan verbonden mogelijkheden van extra subsidie zou het project waarschijnlijk niet zijn gerealiseerd. Het doorgaan van dit 'experiment' is herhaaldelijk onzeker geweest en sterk afhankelijk van de inzet van individuele personen.
In de loop van het totstandkomingsproces hebben een aantal veranderingen in de situering, omvang en uitwerking van het oorspronkelijke plan plaats gevonden. Zo is de locatie van de Kasbah verschoven van een plek dichtbij het stadscentrum naar een nieuwbouwwijk aan de rand van de stad, mede in verband met het feit dat de daar oorspronkelijk geplande hoogbouw geschrapt werd.
Terwijl men het op zichzelf beschouwd kan toejuichen dat een hoogbouwproject vervangen wordt door een bebouwing van geconcentreerde laagbouw, rijst wel de vraag of men door de Kasbah in een buitenwijk te situeren geen afbreuk heeft gedaan aan het idee van een 'stedelijk dak' waaronder zich een groot aantal activiteiten zou gaan afspelen. Bovendien doet een dichte bebouwing als die van de Kasbah logischer aan in of bij een stadscentrum dan aan een stadsrand waar rondom tamelijk veel ruimte is. Het ziet er dus naar uit dat deze verschuiving van de Kasbah naar de periferie van de stad onvoldoende recht doet aan de specifieke aard van dit project.
Een andere wijziging in de opzet houdt in dat uiteindelijk niet meer dan 184 woningen zijn gerealiseerd, hetgeen minder is dan het oorspronkelijk voorziene aantal. Een gevolg hiervan is, dat de onder de huizen aan te brengen voorzieningen een geringer draagvlak vinden onder de bewoners van de Kasbah zelf en dat anderhalve, om deze voorzieningen mogelijkte maken, meer participatie van bewoners uit de omtrek noodzakelijk is.
Bouwkosten en huren
Andere praktische problemen die tijdens de ontwikkeling van het project naar voren kwamen zijn:
- de bouwkosten en het daarmee verband houdende huurniveau;
— het beheer van de ruimten in de onderbouw.
De 'Adviescommissie Experimentele Woningbouw' had, naast waardering voor de grondgedachten van het plan en de uitwerking daarvan, ook een aantal bedenkingen, die o.m. betrekking hadden op de technische realisering en de financiële consequenties daarvan. In verband daarmee diende de ontwerper in januari 1971 een bezuinigingsplan in om het project financieel uitvoerbaar te maken. Naar hijzelf verklaarde, betroffen deze bezuinigingen vooral technische aspecten, zodat ze geen afbreuk deden aan de essentie van het project.
Niettemin zijn de huren hoger geworden dan het peil dat — ook door de ontwerper - aanvankelijk werd voorzien en dat voor sociale woningbouw wenselijk wordt geacht. De maandhuur voor het kleinste type woning (voornamelijk bruikbaar voor alleenstaanden) is f 180 - 220, die voor het grootste type (met 4 slaapkamers en een terras) f410 435.
Er blijkt voor de kleinere woningen een wachtlijst te bestaan, die voor een deel zal berusten op de nabijheid van de campus-hogeschool, waaruit blijkbaar een flink aantal studenten weg wil. De grotere woningtypen in de Kasbah ondervinden concurrentie van goedkopere eengezinshuizen in de omgeving.
Het beheer en gebruik van de onderbouw
In januari 1973 werd de Stichting Bouw en Beheer Onderbouw Kasbah opgericht, met het doel onder de Kasbah accommodaties ten behoeve van activiteiten op sociaal, cultureel en recreatief gebied tot stand te brengen en te beheren. In deze stichting zijn vertegenwoordigd het college van B. en W. van de gemeente, de gemeentelijke woningstichting, het wijkcomité Groot Driene, en enige instellingen voor het maatschappelijke en culturele leven in deze wijk.
Van de voorzieningen in de onderbouw waren ten tijde van de gesprekken enkele winkels, waaronder een supermarkt, gerealiseerd, en enige hobbyruimten annex boetiekjes. Deze kunnen door bewoners en omwonenden worden gehuurd voor f 28,75 per maand. De gemeente heeft het groen verzorgd en enkele bewoners hebben een tuincommissie gevormd, die in overleg met de gemeente wil komen tot realisering van de toegezegde mogelijkheden voor de bewoners om onder de Kasbah gezamenlijk te tuinieren.
Enige gegevens over de samenstelling van het bewonersbestand per 1 januari 1974
Op deze datum waren 153 van de 184 huizen bewoond, waarvan 39% door gezinnen met kinderen, 12% door echtparen zonder kinderen, 10% door samenwonende vriend(in-n)en en 38% door alleenstaanden.
De leeftijd van de (hoofd)bewoners is in bijna driekwart van de verhuurde woningen lager dan 30 jaar en in 38% van de woningen is de (hoofd)bewoner zelfs jonger dan 25 jaar. De leeftijd van de hoofdbewoner is relatief het laagst in de kleinste woningen, waarin de meeste alleenstaanden wonen. De (hoofd)bewoners zijn voor bijna 90% afkomstig uit de provincie Overijssel, terwijl iets meer dan de helft afkomstig is uit Hengelo zelf en 28% uit het naburige Enschede.
Van de 153 hoofdbewoners is 23% student; in de kleinste woningen bestaat 1/3 van de huurders uit studenten. Wat het beroepsniveau betreft, behoort 35% van de Kasbahbewoners tot de lagere en 31% tot de middelbare employees; de meerderheid heeft dus dienstverlenende beroepen.
Kleine zelfstandigen en handarbeiders komen in de Kasbah relatief weinig voor, en ongeschoolde arbeiders in het geheel niet. Het is duidelijk dat in de Kasbah de handarbeiders en kleine zelfstandigen zijn ondervertegenwoordigd, terwijl de andere beroepscategorieën, in het bijzonder de hoogste niveaus, zijn oververtegenwoordigd. Dit laatste blijkt wel uit het feit dat bijna een kwart van de werkende hoofdbewoners een beroep heeft op academisch of vergelijkbaar niveau.
Wat betreft het soort bedrijf waarin de hoofdbewoners werkzaam zijn blijken het onderwijs, de medische en de sociale sector oververtegenwoordigd te zijn. Met andere woorden, men vindt in de Kasbah relatief veel onderwijskrachten, artsen, verpleegsters en maatschappelijke werkers.
De Kasbah was door de ontwerper Piet Blom bedoeld voor '...arbeiders en gastarbeiders, studenten en ambtenaren, wetenschapsmensen en artiesten... voor grote en kleine gezinnen... voor grote en kleine kinderen.' Deze doelstelling is wel gerealiseerd wat betreft de variatie in huishoudensgrootte, maar niet wat betreft het opleidings- en beroepsniveau van de eerste bewoners. Het bewonersbestand blijkt in dit laatste opzicht nogal eenzijdig opgebouwd te zijn.
De rapporteurs schrijven dit onder meer toe aan de hoogte van de huur, maar daarnaast ook aan spontane selectieprocessen die maken dat sommige sociale categorieën zich meer aangetrokken voelen tot een 'experimentele' woonsituatie dan andere. Dat blijken dan te zijn;
- jonge mensen
- mensenmeteenhogeropleidingsniveau
- mensen die werkzaam zijn in bepaalde dienstverlenende beroepen, waar in het algemeen het contact met anderen een integraal aspect van de werksituatie vormt.
Met andere woorden, de bevolking van een dergelijk complex selecteert blijkbaar zichzelf uit op grond van specifieke gedragsdisposities, die zij in deze woonvorm goed menen te kunnen realiseren. Dit leidt tot de hypothese dat dit soort woonsituaties geen wezenlijke veranderingen in het gedrag van de bevolking teweegbrengt, maar vooral reeds bestaande tendenties versterkt. Wat de samenstelling van het bewonersbestand betreft, bestaan er enige punten van overeenkomst met twee andere, tot dusver onderzochte 'experimentele' woningcomplexen, n.l. Vossenkamp-Winschoten en Overvecht-Noord. Voor alle drie deze complexen geldt, dat er met extra rijkssubsidie woonsituaties geschapen zijn vooral ten behoeve van groepen bewoners uit de zgn. nieuwe middenstand, die qua opleiding en inkomen (gezien hun leeftijdsklasse) duidelijk boven het gemiddelde liggen.
Dit min of meer selecte karakter van de bevolking maakt ook dat, zoals door Prof. Carel Weeber (3) reeds in 1973 gesteld is, de uitkomsten van in deze complexen verricht onderzoek niet zonder meer kunnen worden teruggekoppeld naar de 'grote' woningbouw. Dit dient men in aanmerking te nemen bij hetgeen verder naar voren zal komen aangaande reacties van bewoners op de Kasbah en hun waardering van de woonsituatie aldaar.
Enige uitkomsten van groepsgesprekken
In de eerste fase van het onderzoek is, voorafgaande aan een enquête onder alle bewoners, een drietal groepsgesprekken gehouden over bepaalde aspecten van het gebruik en de beleving van het woonmilieu. Bij twee van deze groepsgesprekken waren 5 a 10 bewoners van de Kasbah betrokken, bij het derde gesprek 3 bewoners van de Kasbah en 6 andere wijkbewoners. Uiteraard zijn de gegevens die men uit zulke gesprekken krijgt niet zonder meer representatief voor het deel van de bevolking waarom het gaat, in casu Kasbahbewoners en omwonenden.
Daar staat volgens de rapporteurs tegenover, dat door de deelneming van een aantal bewoners tegelijk een situatie wordt gecreëerd waarbij de aandacht duidelijker wordt gericht op het project als geheel in plaats van op de individuele woonsituaties van de betrokkenen. De onderzoekers leggen daarbij tevens de nadruk op het verkennende karakter van deze gesprekken. Met inachtneming van deze reserves zouden de uitkomsten van de groepsgesprekken een zekere indicatieve betekenis kunnen hebben m.b.t. reacties op de Kasbah. Wat dit betreft verdienen de volgende aspecten de aandacht:
De indeling van de woning: Hierover zijn de gespreksdeelnemers enthousiast omdat ze meer contactmogelijkheden biedt en verder leidt tot visuele afwisseling, een grotere ruimtebeleving en meer gevarieerde inrichtingsmogelijkheden dan bv. in een doorzon
huis. Dit lokt als het ware activiteiten van de bewoner uit die op de geboden vrijheid inspelen. Verschillende bewoners zijn in dit verband ookvan mening, dat de interieurs een zeer grote mate van verscheidenheid vertonen.
De groepering van de woningen: Deze wordt ervaren als afwisselender dan bij een gewoon rijtje eengezinshuizen of een blok flats. In deze gevallen kan men het gehele blok in één oogopslag overzien, bij de Kasbah is dat niet mogelijk. Het nadeel dat bezoekers wel eens moeite hebben om in dit nogal gecompliceerde geheel een bepaald adres te vinden, wordt door de bewoners voor zover dit uit de gesprekken blijkt niet als hinderlijk ervaren (ondervragingen van indicentele bezoekers zouden wellicht een andersoortige waardering weerspiegelen).
De contacten tussen de bewoners onderling: De bouwwijze (dichtbij elkaar liggenden woningen en terrassen) maakt dat men elkaar veel ontmoet en bovendien zouden er in de Kasbah tengevolge van een 'natuurlijke selectie' veel mensen wonen die opener zijn en gemakkelijker met elkaar in contact komen (dan de gemiddelde bewoner van een nieuwbouwwijk).
Als factoren die positieve contacten zouden bevorderen worden genoemd overleg bij de inrichting van woning en terras, het gebruik van het terras, het organiseren en bezoeken van feestjes, en de geluidhinder die men van zijn buren ondervindt en die aanleiding geeft erover met ze te gaan praten. Ook algemeen ervaren klachten over de afdichting van de woning schijnen de onderlinge contacten bevorderd te hebben. De - zeer voorlopige - balans van het wonen in de Kasbah levert ook een drietal negatieve punten op, nl.:
— Gebreken in de afwerking van de huizen, in het bijzonder wat betreft de geluidsisolatie en de afdichting (bescherming tegen tocht, vocht en koude).
— Het (te) lang uitblijven van de vele geplande voorzieningen in de onderbouw, zoals een wijkcentrum, bibliotheek, crèche, buurtcafé, speelkuil voorde kinderen. Derealiseringsprocessen (of het ontbreken daarvan) zijn voor de bewoners onoverzichtelijk, en hun inspraakmogelijkheden daarbij onduidelijk.
— De verhouding tussen de bewoners van de Kasbah en de omwonenden. Onder deze laatste doen nogal eens tendentieuze berichten over de Kasbahbewoners de ronde, bv. dat er veel hippies zouden wonen, die niet werken. Wanneer omwonenden gebruik maken van voorzieningen in de onderbouw en dan ook hun auto direct daarbij parkeren, maken sommige Kasbahbewoners daartegen bezwaar. Een duidelijkere regeling van en betere voorlichting over dergelijke dingen is gewenst.
Een eerste algemene indruk
Uit het bovenstaande krijgt men wel de indruk dat de Kasbah nogal een specifiek soort bewoners heeft aangetrokken die nu eens wat anders willen dan de conventionele woonvormen en die in eerste instantie ook bereid zijn tot een vrij intensief contact met hun buren. Dit wekt een beeld op van een soort alternativisme, waarbij de gezinshoofden geen hippies zijn, maar keurige beroepen in de sociale sector hebben. Misschien zijn ze te karakteriseren als een soort vrije-tijdsbohémiens.
Het blijft daarbij de vraag of deze mensen nu werkelijk alle vormeigenschappen van de Kasbah als zodanig waarderen, of dat het - afgezien van de grotere mogelijkheden tot sociaal contact meer het nieuwe zonder meer is, dat hen aanspreekt. Wat de indeling van de woning (open plattegrond van het woongedeelte, met verkeerstravee naar de slaapkamers door de woonruimte) betreft dient in ieder geval in aanmerking te worden genomen dat het hier overwegend gaat om huishoudens zonder kinderen en met uitsluitend jonge kinderen. Bij gezinnen met oudere kinderen, die binnen de woning meer privacy ten opzichte van hun ouders wensen, zou de waardering van het zg. open plan anders kunnen uitvallen.
Af te wachten valt ook in welke mate de bewoners op lange termijn de intensieve en min of meer onontkoombare sociale contacten met buren zullen waarderen. Het ziet er in ieder geval wel naar uit, dat de Kasbah tegemoetkomt aan enige specifieke behoeften van de eerste bewoners, hetzij aan een kleine enigszins zelfstandige woning, hetzij aan een soort 'alternatieve' wijze van wonen en omgang met buren.
Vergelijking van Kasbah en Bijlmermeer
De Kasbah en de Bijlmermeer, onderling zeer sterk verschillend qua schaal, totstandkomingswijze en morfologie, zijn te beschouwen als de twee meest opvallende 'woonexperimenten' die we momenteel in Nederland kennen. Elk wijken zij op hun eigen wijze af van de conventionele nieuwbouw, de Bijlmermeer door zijn genadeloze massaliteit en extreem monotone bebouwing van sommige sectoren, de Kasbah door zijn kleinschaligheid, hoge dichtheid en ongebruikelijke, sterk gevarieerde, vorm. Er zijn slechts enkele punten van overeenkomst, zoals moeilijkheden bij de totstandkoming, het ondanks een aantal bezuinigingen vrij hoge huurpeil, en het achterblijven van de voorzieningen bij de door de ontwerpers en de overheid gewekte verwachtingen.
Voor het overige is te constateren dat het oordeel van de bewoners over de Kasbah globaal genomen aanzienlijk gunstiger zal liggen dan bij de Bijlmermeer. Het bewonersbestand is ook op een totaal andere wijze gevormd. In de Kasbah wonen blijkbaar veel mensen die door deze aparte woonvorm zijn aangetrokken, in de Bijlmer vinden we een groot aantal bewoners die hier terecht zijn gekomen doordat zij elders niet zo gauw een zelfstandige woning konden bemachtigen. Daarbij hebben in de Kasbah de bewoners veel onderling contact, terwijl in de Bijlmermeer veel mensen zich nogal geïsoleerd voelen, of althans weinig met buren omgaan.
Besluit
Deze eerste verkenning heeft enige interessante gegevens opgeleverd. Af te wachten valt, hoe in de toekomst het verloop van huurders zal zijn (onder de studenten in ieder geval betrekkelijk groot) en in welke mate dit de verdere ontwikkeling van de woonsituatie zal beïnvloeden.
Meer reliëf in het oordeel over de Kasbah zou kunnen worden aangebracht, niet alleen door een studie van de ontwikkeling van de bewoning op langere termijn, maar ook door vergelijking met andere kleinschalige en gevarieerde laagbouwmilieu's met een soortgelijke dichtheid.
NOTEN; 1. B. Pas en J. A. Kropman, Experimenteren in de woningbouw, serie d nr. 3, bewonersonderzoek, plannummer 1969 - 56, Kasbah Hengelo, Nijmegen 1974
2. D. de Jonge, Het bijzondere van de 'Kasbah', De Architect 4 (1973) no. 3
3. 'Waarom en hoe experimenteren in de woningbouw', De Architect 4 (1973) no. 4