'Het experiment met het open wijkcentrum 't Karregat in Eindhoven is definitief mislukt.' Dit schreef dagblad Cobouw in de weekvan de heropening. Maar degene die namens de gebruikers uit de wijk het woord voerde op 20 maart concludeerde in de zin van 'elke wijk zou een Karregat moeten hebben'. Dit sluit precies aan bij wat Nico van der Spek, toen vijfjaar lang als opbouwwerker bij 't Karregat betrokken, in een evaluatierapport in december 1976 schreef, namelijk:'.... het lijkt of de opvatting dat het experiment mislukt is, met name buiten de wijk, groeiende is...' Alles wat er in en om het wijkcentrum 't Karregat gaande is geweest en nog gaande is maakt het onmogelijk in een paar woorden een verantwoord oordeel uit te spreken over het al of niet geslaagd zijn van dit experiment. Om een indruk te geven van de complexiteit van het geheel citeren we nogmaals het rapport Herzenbroeken, Karregat; evaluatie en toekomst (1) met de zienswijze van Van der Spek over de groei van het experiment.
"Het grondidee van 't Karregat was
1. Breng alle voorzieningen in één gebouw samen; en bovendien
2. Doe dat in een flexibel gebouw Toen men het daar over eens was kwam een derde idee naar voren:
3. Laat de voorzieningen onder dat ene dak met elkaar integreren. Al vlug leidde dit tot een vierde idee:
4. Laten we de integratie bevorderen door alle voorzieningen in open verbinding met elkaar te realiseren.
Dit leidde noodzakelijkerwijze tot het volgende idee:
5. Dan moeten de scholen ook helemaal open zijn. Geen klasselokalen dus, maar een nieuw soort onderwijs. Daarmee waren er al zoveel nieuwe ideeën ontstaan, dat één gedachte de sfeer begon te bepalen:
6. In 't Karregat doen we alles anders. En, je zou kunnen zeggen, vanaf dat moment werd alles wat er maar enigszins in de samenleving leefde en gaande was aan nieuwe ideeën en ontwikkelingen, in 't Karregat gestopt. Zo kwamen er de volgende ideeën:
7. Uitproberen van een nieuwe opzet van de gezondheidszorg. Het gevolg was een medisch-sociaal centrum.
8. Een bibliotheekexperiment. Dit leverde een open leestafel op.
9. Het café-experiment. Het gevolg was een café in handen van wijkbewoners.
10. Een experiment van samenlevingsopbouw." Deze opsomming maakt wellicht ten onrechte de indruk dat het programma van eisen al maar omvangrijker werd. In feite ging het natuurlijk niet om een tiental afzonderlijke experimenten. Het één hangt met het ander samen. Wel geven de tien punten aan dat het een wijdvertakt initiatief betrof en dat onderdelen ook wel eens onderling in conflict zouden kunnen komen, naast de risico's die de deelexperimenten afzonderlijk met zich mee konden brengen.
Mét de aantekening dat het een oordeel betreft voor deze situatie (betrokkenen, gebouw, etc.) is het nuttig ook Van der Speks conclusies hier weer te geven. Hij schreef eind '76:" Geslaagd c.q. een positieve ontwikkeling is te constateren met betrekking tot
- het bij elkaar in één gebouw zitten
- het medisch centrum
- de bibliotheek
- het café
- de wijkactiviteiten/betrokkenheid van de bewoners.
Mislukt is:
- de flexibiliteit
- de volledige openheid
- de scholen"
Daarbij stelt Nico van der Spek dat samenwerking tussen c.q. integratie van voorzieningen in 't Karregat feitelijk niet is gerealiseerd maar dat daartoe alle kansen in principe nog aanwezig zijn. Maar wanneer hij dan 'gegeven de omstandigheden' als enige reële beleidsmaatregel ten aanzien van de scholen voorstelt deze te verbouwen, werkt hij er aan mee dat - zoals nu het geval is - die integratiekansen (voorlopig) buiten spel worden gezet. Het van oorsprong onaffe gebouw heeft het tijdelijke karakter van de indeling verloren ten koste van een veel duurzamer invulling.
Lees ook: Wijkcentrum ’t Karregat door Frank van Klingeren (1977)
Theekist
Wat wilde men nu eigenlijk daar in Eindhoven? Wat heeft men voor ogen gehad bij de planning van de wijk Herzenbroeken (Tongelre) op de drempel van de jaren 70? Dat is niet met een paar woorden te zeggen. Partijen die op verschillende wijze bij het ontwikkelen van de wijk en de daartoe benodigde voorzieningen betrokken waren hadden ook niet alle dezelfde optie. Een gemeenschappelijke noemer vonden gemeente en projectontwikkelaar, de toenmalige combinatie AMRO/Westland-Utrecht, in het concentreren van het totale voorzieningenpakket op één pieken in één gebouw. Mede door toedoen van het architectenbureau Frank van Klingeren en van de projectontwikkelaar stemde de gemeente ermee in dat ook de scholen van dit wijkdeel (Geestenberg genaamd) in dat te stichten centrumgebouw zouden worden ondergebracht.
Het beeld dat Van Klingeren voor ogen kreeg om die hele rataplan te huisvesten was in feite niet veel meer dan een dak. Geen gebouw in de traditionele zin van het woord. Meer een beschutte plek waar zich het leven als in een notedop zou kunnen afspelen. Alles bij en door elkaar. Een samensmelting van commercie, cultuur en educatie. Kinderen zouden hun rekenlessen van school in de belendende supermarkt praktisch kunnen toetsen. Moeders zouden op weg naar de winkels of andere voorzieningen even bij hun kind langs kunnen gaan. Als referentie hanteerde Van Klingeren het voorbeeld van de Griekse agora, het marktplein waar ook in de openlucht onderricht gegeven werd.
De winkels zouden een soort caravans moeten zijn vanwaaruit verkocht kon worden, maar die simpelweg aan de kant gezet zouden kunnen worden als men de ruimte onder het dak eens vooreen ander doeleind wilde gebruiken. Van Klingeren sprak over't Karregat graag in termen van een theekist, een provisorisch ding waar iedereen aan kan verspijkeren wat hij wil. Naar daadwerkelijk timmeren verwijst ook nog het beeld dat later bij het idee werd bedacht, geleverd door de natuur: een min of meer regelmatige plaatsing van bomen die elkaar al groeiend de hand reiken en zo een dak vormen.
In werkelijkheid werden de bomen paraplu-achtige stalen kolommen. Droogmolens van 3,60 x 3,60 m, geplaatst op een stramien van 7,20 m in het vierkant. Ertussen liggen dakvlakken op slanke tralieliggers. De paraplu's zijn afgedekt met glaskappen die overal onder het uitgestrekte dak licht laten binnenvallen. De gevels bestaan dan uit veel glas met hier en daar houten panelen, waarbij de indruk wordt gevestigd dat ze gemakkelijk veranderbaar c.q. verplaatsbaar zijn. Dit alles zag er in 1973 bij de oplevering wel wat dunnetjes uit, maar niet echt goedkoop.
Toch was de investering erg laag geweest voor wat men allemaal had. Op een totaal bebouwd oppervlak van 8.000 m2 stond een geklimatiseerde ruimte van 40.000 m3 (opp. daarvan 6715 m2), gerealiseerd voor f 100,- per kub. inclusief installaties. Daarmee was primair voldaan aan een uitgangspunt van de projectontwikkelaar, maar ook aan Van Klingerens imperfectionistisch ideaal. Het gebouw moest onaf zijn en daarmee gebruikers aanmoedigen om ermee aan de gang te gaan. Men kan dat beschouwen als één van de aspecten van Van Klingerens ideologische opvatting om zó een gebouw te maken. Hij is van mening dat de maatschappij veel te veel vast zit in en aan allerlei instituties. Hij noemt dat klonten en wil alles doen om bij te dragen aan de 'ontklontering'. Schuwt daarbij ook het conflictmodel niet. Als openheid op zich niet voldoende is om mensen uit hun schulp en vastgeroeste patronen te laten komen, dan mag dat best een beetje geforceerd worden. Wanneer twee mensen tegen elkaar opbotsen, dan ontmoeten zij elkaar. Weliswaar zonder daartoe de bedoeling te hebben. Maar botsen is ook communicatie, aldus Van Klingeren, die hieraan een soort 'hinderfilosofie' ontleende.
Wie, wat, waar?
Het elkaar hinderen is echter niet zodanig tot leitmotiv verheven dat alle deelnemers en gebruikers maar zo'n beetje door elkaar gehusseld zijn. De ruimte onder het grote dak is zodanig verdeeld dat de winkels aan de noord- en westzijde en de scholen aan de zuid- en oostzijde zover mogelijk uit elkaar liggen. In het tussengebied bevinden zich functies die een meer gemengd gebruik (kunnen) hebben. Dat zijn aan de zuidkant naar de laagbouwwoningen toe het medisch-sociaal centrum, wijkcentrum (jeugd- en hobbyruimte) en vergaderzaal. Naar de noordkant bij de winkels bevindt zich de bibliotheek, tussen welke en het medisch centrum het café is gesitueerd, en - grenzend aan het scholendeel - een verdiept aangelegde gymnastiekzaal. Tussen al die aan de randen gelegen voorzieningen slingert zich in het centrale deel onder het dak de gemeenschapsruimte.
Het winkelgedeelte is eigendom van AMRO-projectontwikkeling, meet ca. 2100 m2 en omvat: één supermarkt, vijftot zes winkels, het café, debibliotheeken het gezondheidscentrum. Het overige is gebouwd in opdracht van de gemeente en daar ook in eigendom. Gebruikers zijn de Stichting Dienstverlening Herzenbroeken en de schoolverenigingen, waarvoor bij de opzet is uitgegaan van een 12-klassige r.k.-basisschool plus muzieklokaal en vaklokaal, een 4-klassige r.k.-kleuterschool; een 6-klassige openbare basisschool plus handenarbeidlokaal en een 2klassige openbare kleuterschool.
Gejuich en waarschuwende vingers
Waar hiervoor al even is aangeduid dat de verschillende gebruikers van 't Karregat rondom de gemeenschapsruimte waren gesitueerd, moeten we nu ook stilstaan bij de hoedanigheden van de diverse plekken. Openheid was het parool. De gymzaal was slechts met een hekje van de gemeenschapsruimte afgescheiden, de bibliotheek bevond zich achter wandjes van ca. 2,25 m hoog en bij de scholen waren zelfs de speciale lesruimten niet afgeschermd, op één na: het buiten de gevel geplaatste muzieklokaal. Het moet voor alle betrokkenen duidelijk geweest zijn dat aan een dergelijke open toestand, vooral met betrekking tot het onderwijs, risico's verbonden zouden zijn. Het is opmerkelijk dat in een speciaal nummer van het tijdschrift BOUW (2) over 't Karregat degene die namens de gemeente Eindhoven het woord voert (ir. C. J. van Zwet, wethouder van Openbare Werken) weinig terughoudendheid laat merken. Enthousiast zegt Van Zwet: 'Eindhoven gaat het nu eens heel anders doen.' en: 'Het ziet er dan ook naar uit dat de scholen in 't Karregat optimale mogelijkheden hebben voor een goed functioneren van het onderwijs.' Zijn optimisme kent haast geen grenzen als hij stelt:' 't Karregat belooft een toonbeeld te worden van een sociaal centrum dat naar de nieuwste inzichten en ontwikkelingen is gebouwd.' Meer met beide benen op de grond stond in dat zelfde nummer van BOUW de onderwijskundige H. R. Bontekoe. Een citaat uit diens artikel maakt duidelijk dat Bontekoe de bui al zag hangen.
'Een onderwijsaccommodatie is een der middelen ter bereiking van onderwijsdoelen. De onderwijsdoelen zijn niet expliciet voor 't Karregat geformuleerd, wel zijn ze langs een omweg via een visie op de samenleving impliciet te herleiden. Er zijn echter meer middelen. Deze moeten onder meer in de uitwerking van de onderwijskundige schoolorganisatie gezocht worden. Deze organisatie ontbreekt tot nu toe. Dit gemis is een zeer grote tekortkoming van 't Karregat! De school (scholen) draait inmiddels sedert een jaar op kleine schaal in een noodgebouw. In dit jaar heeft er geen enkele voorbereiding kunnen plaatsvinden. Een onvoorbereide overgang van een klassikale (er wordt weliswaar in groepen gewerkt) naar een open school kan nooit tot die organisatievorm leiden die in een dergelijke onderwijsvorm verwacht mag worden.' Tot de vereiste voorbereidingen zou natuurlijk ook moeten horen het leren werken met een school zonder wanden. De bouwers waren zich van mogelijke problemen in deze sfeer wel bewust. Ingenieursbureau Van Dorsser had uitgezocht waarmee men te maken zou krijgen en aangegeven hoe men op deze specifieke akoestische kenmerken zou kunnen inspelen. Men becijferde dat gerekend moest worden meteen dubbel zo groot oppervlak aan lesruimte als bij een conventionele school. Het door een onderwijzer te produceren stemgeluid zou, zonder stemverheffing, goed hoorbaar zijn in een gebied recht vóór hem van ca. 4 m lang en 2 a 3 m breed. Met behulp van geluidabsorberende 'baffles' en een aanzienlijk achtergrondgeluid van tussen de NR 40 en NR 50 zou dan het geluid snel genoeg moeten versterven om op enige afstand geen hinder meer te veroorzaken.
Maar de voorbereidingen waren, zoals Bontekoe al aangaf, volstrekt onvoldoende. Leerkrachten wisten niet waar ze aan moesten beginnen. En zo is de akoestiek een van de grote problemen geworden. Al vanaf de aanvang zijn stemmen opgegaan om delen van het gebouw af te timmeren, wat met bijvoorbeeld de gymzaal ook al vrij snel werd uitgevoerd. Maar met betrekking tot de scholen is het echt fout gelopen toen de onderwijsinspectie weigerde het gebouw goed te keuren. Met het optimisme van de beginjaren 70 was de bouw met voorlopige goedkeuring gestart. Toen het klachten regende - nadat gemeente en schoolbesturen niet adequaat op het gegeven hadden ingespeeld - inclusief overspannen leerkrachten, kon ingrijpen niet uitblijven. Hoewel nooit is aangetoond dat het voorde leerlingen een slecht systeem was.
Verbouwing scholen
Vanuit de volledige openheid van de oorspronkelijke opzet hebben de scholen zich diep in hun schulp teruggetrokken. 'Men wilde duidelijk terug naar een min of meer traditioneel gebouwde structuur', zegt de heer Tielemans die namens de gemeente als architect de verbouwing heeft 'mogen' doen. 'Wel met mogelijkheden die openheid bieden, zoals vouwwanden. Maar de eisen waren zodanig dat men geluiddichte lokalen wilde ten opzichte van andere ruimten. Dit gaat verderdan normaal bij scholen gebruikelijk is.' Vooraf was als budget voor de verbouwing gesteld dat die maximaal 90% zou mogen kosten van wat gangbaar is bij nieuwbouw. Daar is men goed en wel mee uitgekomen.
Het bouwkundig resultaat van de verbouwing is zeer gemakkelijk te zien bij vergelijking van twee plattegronden, vóór en na de ingreep, en door vergelijking van foto's van de gevels. De plattegrond zoals die nu is laat zien dat een direct van de voorschriften afgeleid lokalenplan onder het grote Karregatdak is geschoven. Met enige moeite is daarbij om de kolommen heen gemanoeuvreerd. 'Je kwam die paraplu's steeds tegen' is Tielemans ervaring. Maar hij had er niet enkel last van want ze boden hem ook een oplossing voor de eis van tweezijdige daglichttoetreding.
Er hoeft niet aan getwijfeld te worden dat de scholen in hun huidige vorm meer aansluiten bij wat men er in onderwijsland van verwacht. Voor 't Karregat zijn ze toch wat wezensvreemd. Qua entrees zijn ze meer naar buiten gericht en ondermijnen aldus het gemeenschapsidee. Door de vele gesloten wanden en de dichte gevels zetten ze zich af tegen de openheid van weleer. Het zuidoostelijk deel van 't Karregat is volkomen dichtgetimmerd en dichtgemetseld. Heel concreet geeft het onderwijs hiermee aan zo'n klont te zijn die Van Klingeren graag uiteen zou rafelen. Natuurlijk valt er af te dingen op de agoravergelijking die Van Klingeren maakte. Aan 10-12 leergierige jongelui kan je bij wijze van spreken op de bulderbaan van Schiphol nog wel wat overdragen, voor leerplichtige kindermassa's zal men meer aandacht moeten schenken aan de omstandigheden die nodig zijn om ze iets te leren. Toch lijkt het gebeuren rondom de scholen in 't Karregat er op te wijzen dat we in die sfeer met de meest starre structuren binnen ons maatschappelijk bestel van doen hebben.
Verbouwing commercieel gedeelte
Wezenlijk anders dan bij de scholen is het met de tegenover liggende commerciële activiteiten en aanpalende voorzieningen niet gegaan. Alleen: de paniek is nooit zo groot geweest. Met één probleem had iedereen te maken: dat van het stof. Door het gebrek aan wanden tot het plafond en de nogal stofveroorzakende vloer van de gemeenschapsruimte was het moeilijk de boel redelijk schoon te houden. Bij de bibliotheek vond men het naast dit ongerief ook vervelend dat er af en toe boeken verdwenen. (Van Klingeren zegt: dat wil je toch!) Winkeliers hadden hun verkoopruimte hier en daar aan de bovenkant provisorisch afgeschermd. De toiletgroep was ongelukkig geplaatst vlakbij de supermarkt, zodat cafébezoekers 's avonds in het winkelgedeelte moesten komen vooreen sanitaire handeling. Dit leidde wel eenstot balorige pogingen om het AMRO-bankfiliaal binnen te dringen. De zichbaar goedkope inrichting van dit gedeelte vermocht trouwens in het geheel weinig respect af te dwingen bij de Karregatters, was na 5 jaar aan renovatie toe. Een ander hinderlijk aspect was voor het medischsociaal centrum dat hun bezoekers zo'n beetje achter de bar langs naar binnen moesten. Zowel bezoekers als werkers waren daar niet allen enthousiast over.
Toen in 1978 besloten was dat de gemeente de scholen zou gaan aanpakken meende de toenmalige (en ook huidige) eigenaar van het commercieel gedeelte, AMROprojectontwikkelingsbureau, dat men niet kon achterblijven. Men nam Architectengroep Noord uit Den Bosch in de arm met de bedoeling tot een voorstel te komen voor eenvoudig herstel; een beetje opknappen hier, een verfje daar.
Architectengroep Noord is een samenwerkingsverband tussen de bureaus van Sterenberg te Ter Apel, Mens en Pruin te Vught en De Graaf & De Graaf te Den Bosch, in 1967 ad hoe gestart om te werken aan de uitbreiding Den Bosch-noord. De Architectengroep Noord werkt nu als zelfstandig bureau maar kan desgewenst nog terugvallen op kennis en ervaring van de drie aangesloten bureaus. De groep raakte betrokken bij 't Karregat omdat ze voor AMRO in Den Bosch-noord het winkelcentrum de Rompert realiseerde met (in de tweede fase) het uitgangspunt dat deelnemende winkeliers zelf hun eigen pui moesten (laten) maken.
Architectengroep Noord is een samenwerkingsverband tussen de bureaus van Sterenberg te Ter Apel, Mens en Pruin te Vught en De Graaf & De Graaf te Den Bosch, in 1967 ad hoe gestart om te werken aan de uitbreiding Den Bosch-noord. De Architectengroep Noord werkt nu als zelfstandig bureau maar kan desgewenst nog terugvallen op kennis en ervaring van de drie aangesloten bureaus. De groep raakte betrokken bij 't Karregat omdat ze voor AMRO in Den Bosch-noord het winkelcentrum de Rompert realiseerde met (in de tweede fase) het uitgangspunt dat deelnemende winkeliers zelf hun eigen pui moesten (laten) maken.
Ir. A. de Smet en ir. J. Sterenberg reisden naar Zaandam om met Van Klingeren nog eens de uitgangspunten van het ontwerp te bespreken. Men was inzekerezin beduusd om aan 't Karregat te beginnen en wilde in elk geval er voorzorgen dat het oorspronkelijk karakter zo veel mogelijk zou blijven bestaan. AMRO-p.o.b. heeft op dit respect zeer welwillend ingehaakt door in het geheel geen budget op te geven. Voor Sterenberg ging het erom 'het dak te eerbiedigen en de beleving van de kolommen in tactte houden'. In de uitwerking - waarin medewerkend architect C. Passchier een belangrijk aandeel heeft gehad kwam dat neer op het ontwerpen van een duidelijker indeling, de openbare vloerruimte attractiever maken, dode hoeken en gangetjes vermijden, de toegankelijkheid van buitenaf verbeteren en het aanbrengen van een plafondstructuur. Die plafondconstructie bestaat uit kwadranten van 6,00 x 6,00 m van wisselende hoogte, die aansluiten op het paraplustramien van 7,20 x 7,20 m. De plafond-kwadranten laten de oorspronkelijke ruimte-indeling wel als zijnde herkenbaar voortbestaan en geven zelfs enige geleiding aan de richtingen die met de nieuwe indeling zijn bepaald. Een nadeel is dat, omdat je steeds ook een beetje tegen de zijkant aankijkt, die plafondconstructie een dikke koek lijkt die dan op je gaat drukken. Mede door de vrij harde gele kleur zijn ze wat te indringend aanwezig, die houten plafondkisten. Het stofprobleem zal er overigens afdoende mee zijn opgelost en ook de verwarmingselementen zijn er op heel verantwoorde wijze in opgenomen.
Met de nieuw te maken puien moest weer op een andere manier om die immer aanwezige paraplu's worden heen gewerkt. Op logische wijze is hier een oplossing gevonden in de contravorm van de uitwaaierende takken van de 'stalen bomen'. Schuine puivlakken dus. Typisch is dat die ook bij de verbouwing van de scholen zijn toegepast. Daarbij verraadt zich wel een verschil in zorgvuldigheid dat ver uitsteekt boven het eventuele verschil in budget. Bij de scholen is de detaillering ronduit armoedig, terwijl bij het winkelgedeelte er juist voor elke andere situatie afhankelijk van de verschillende gebruikers - een passende oplossing is gevonden.
Belangrijk in de wijzigingen die de indeling hier heeft ondergaan zijn met name het feit dat een nieuwe ingang bij het medisch-sociaal centrum is gecreëerd en dat nu aan de andere zijde van het café, langs de rand van de Kuil (gemeenschapsruimte) een toiletgroep is gemaakt. Het medisch centrum beschikt bij die nieuwe entree over een ingang los van 't Karregat en het café kan onafhankelijker functioneren. Om het winkelgedeelte van aangeschoten cafébezoekers te vrijwaren is ook een hek aangebracht in het plafond op de grens tussen café en winkels, 's Avonds wordt dat hek neergelaten.
Het café zelf is overigens niet door Architectengroep Noord verbouwd maar door een met de beheerders bevriend interieurarchitect. Wat de bar betreft is dat geen probleem. Maar de verplaatsbare afscheidingen langs het zitgedeelte lijken te verwijzen naar de kantelen van een onneembare vesting. Dat is ook weer zo'n punt dat eigenlijk niet past bij de oorspronkelijke opzet van 't Karregat. Hoewel, wat past niet? Dat blijft immer moeilijk uit te maken. Van Klingeren zei zelf bij de heropening:" Blijft uiteraard mijn grote waardering voor hetgeen vandaag is gedaan: de 'verandering' was impliciet, en noodzakelijk. Blijft de vraag of architectuur het gedrag van mensen wezenlijk kan beïnvloeden."
Van Klingeren zei ook nog te hopen dat hij nog een heleboel verbouwingen en dus heropeningen zou mogen meemaken. Het zij hem gegund, maar hij zal nu toch vast een heel tijdje geduld moeten hebben. Alleen al de verbouwing van het commerciële gedeelte heeft (AMRO) ca. 2 miljoen gulden gekost - dat is meer dan je aan een theekist zou verspijkeren. Het lijdt dan ook geen twijfel dat eigenaren en gebruikers wel de eerste 10-15 jaar van de 'rotzooi' af willen zijn.
Lees ook: Wijkcentrum ’t Karregat door Frank van Klingeren (1973)
Noten 1) Herzenbroeken, Karregat; evaluatie en toekomst. Nico van der Spek, Stichting Wijkopbouw Eindhoven; december 1976.
2) Tijdschrift Bouw, nr. 52, 29 december 1973.