Een gefundeerd oordeel over wel en niet aanwezige woonkwaliteiten en -mogelijkheden zal pas na proefbewoning gegeven kunnen worden. Dat dit - zeker als een veelheid van beoordelingen gewenst wordt — een tijdrovende zaak wordt, is zonneklaar. Mogelijk levert de aanpak met het proefproject toch voldoende op om 'echt' aan de gang te gaan. Dan zal rond het nu in uitvoering genomen ontmoetingscentrum een woud van 60 woonbomen kunnen groeien. Helmond is zich bewust dat daartoe eerst 60 kopers gevonden moeten worden. Naar verluidt voor circa f 110.000,— per boom waar het Ministerie van Volkshuisvesting dan nog eens de helft moet bijpassen om de bouwsom rond te maken. Niet gering voor een woning met een vloeroppervlak van krap 100 m2 en een inhoud van 250 m3, die qua woonmogelijkheden twijfels oproept.
Helmond heeft dat goed begrepen en daarom aan het proefproject zeer veel zorg besteed. Het is een voortreffelijk idee (van Piet Blom) geweest om die ene woning, die niet door woninginrichters zou worden aangekleed ook aan belangstellenden te tonen. Eén schoon opgeleverde boom en twee, door verschillende inrichters verzorgde bomen, laten een beetje zien w at voor woonmogelijkheden de kubussen bieden. De kale woning brengt de fantasie van de bezoekers in beweging. Wellicht wordt zo het gewenste aantal kopers gevonden.
Voor negen 'bezorgde' Helmondse architecten hoeft dat allemaal niet. Eén dag vóór de officiële opening van het proefproject (29 oktober) vroegen zij hun gemeentebestuur het bij de drie proefwoningen te laten. Ook zetten zij een persconferentie op touw om hun bedenkingen in de publiciteit te krijgen. Dat is gelukt. Maar het is de negen niet gelukt de indruk weg te nemen dat hun aanval op Piet Blom met afgunst of broodnijd te maken zou kunnen hebben. Daarbij komt dat het, op zijn zachtst gezegd weinig collegiaal en onsportief is om daags voor de opening alle aandacht op te eisen.
Blom wordt verweten, dat met zijn ontwerp geen, voor sociale woningbouw, aanvaardbare huurprijs mogelijk is. En ook al worden het koopwoningen dan blijven nog de volgende bezwaren:
- De, door de architect bedachte casco woning, blijkt, in tegenstelling tot zijn filosofie, een ruimte te zijn, waarin alleen op een zeer dwangmatige wijze geleefd kan worden.
- Er blijft vrijwel niets over van het door Blom beoogde doel: 'Kontakt met het buitengebeuren'. Het uitzicht van de eerste woonlaag 'straathuis' wordt voor het grootste deel door de andere paalhuizen geblokkeerd, het is vrijwel onmogelijk door een raam te kijken, dat aangebracht is in een wand die een hoek van 135 graden maakt met de vloer. Bij grotere aantallen, zal dit leiden tot een ghettoachtig effect en een zeer introverte woning. Het verblijven op vijf meter boven de straat, is een belemmering voor het contact met het buitengebeuren.
- Het inwendige van de woning heeft weinig of niets te bieden. Door het weglaten van scheidingswanden wordt een bedrieglijke suggestie van ruimte gewekt. De bruikbare vloeroppervlakten zijn zeer — zo niet onverantwoord — beperkt.
- De keuken is bekrompen, de sanitaire ruimte geheel ongeschikt om als gecombineerde bad-was-toiletruimte te dienen, het plaatsen van een wasmachine moet aan de fantasie van de toekomstige bewoner worden overgelaten. De plaatsing van de centrale verwarmingsketel en radiatoren zijn op geheel ontoereikende wijze 'opgelost'.
- Het zogenaamde 'hemelhuis', een ruimte zonder onderverdeling of scheidingswanden, suggereert een vrijheid van inrichten, die in feite niet aanwezig is.
- De geluidsdichtheid van de ruimten onderling is bedroevend, de brandveiligheid — een houten bovenbouw - afgedekt met dakleer en hardboard mag zonder meer treurig, zo niet ontoelaatbaar worden genoemd.
- De gekantelde kubusvorm op een poot — het uitgangspunt van Blom - mag dan verrassend, zelfs opzienbarend worden genoemd in zijn uiteindelijke vormgeving , doch de functie van het wonen is hieraan totaal ondergeschikt gemaakt.
De negen: H. Dille, J. Ebben, J. van Griensveen, J. Lambrooij,H. Magis, E. Pauw, G. de Vries, H. van Wetten en W . Witlox kom en samenvattend tot de conclusie 'dat Blom in 'het idee' is blijven steken'. Die conclusie kan niet veel anders zijn wanneer het ontwerp van de paalwoningen wordt getoetst aan norm en voor 13-ineen- dozijn woningwetwoningen . De indruk wordt ermee achtergelaten, dat Helmonds gemeentebestuur terecht een architect 'van buiten' heeft aangetrokken om iets bijzonders te kunnen bouwen. Uit deze omschrijving kan gelezen worden dat Helmond een statussymbool wil. Misschien is dat wel zo, het is in ieder geval niet zo, dat Blom zich daarvoor wil laten gebruiken.
Dat Piet Blom kritiek niet wil ontwijken gaf hij in een brief van 12 oktober aan B. en W. van Helmond te kennen. Daarin stelt hij dat 'een boekje van de dienst voorlichting te veel voorbij gaat aan de kritiek die er in Helmond bestaat.' Omdat hij doordrongen is van de heersende scepsis heeft Blom er behoefte aan zijn oordeel over de proef kenbaar te maken. Zelf omschrijft hij de achtergrond van zijn plan als volgt. 'De proefwoningen zijn ontstaan in het zoeken naar een nieuwe naïeve en speelse vorm voor openbare stadsruimte welke ruimtelijk verband moet leggen tussen de allerzwaarste stadsdelen. Dit vooral ter ondersteuning van een sfeer van ontspanning, uitgaan en flaneren alsook als teken van hoop en verlangen naar herstel en wederopbouw van de stad. Een vorm van 'stedelijk interieur' waar zich op den duur huiselijkheid kan ontwikkelen.'
Blom is ervan overtuigd , dat, nu het met de proef zo ver is gekomen, doorgegaan moet worden. Hij beluistert in Helmond daarvoor voldoende bevestiging van zijn visie op de binnenstad, zij het dat die geremd wordt door een sceptische houding ten aanzien van de bewoonbaarheid van de paalwoningen. 'Het feit, dat we een proef hebben gebouwd bewijst dat ook wij die zekerheid niet hebben. Ik heb wel de hoop dat openbare toetsing ogen opent, verbeteringen ontdekt en bewoners trekt.' Kernachtig formuleert Blom dan zijn bezwaar tegen deze 'pontificale proef die zo pretentieus overkomt, als of het tot in details zo moet'.
Het geheel, qua ruimte en gebruiksmogelijkheden ervaart hij positiever dan hij ooit had verwacht. Maar op een aantal punten ziet hij mogelijkheden voor verbetering. Zo wil hij het vloeroppervlak van het straathuis, het onderste niveau dat nu 24m2 is, door de vloer iets omhoog te brengen met 4m2 vergroten en door de sanitaire ruimte naar het erboven gelegen hemelhuis te verplaatsen nog eens 3m2 winnen. De ruimten hoeven dan niet te laag te worden , omdat uit berekeningen al gebleken is dat de betonvloeren balkloos kunnen worden uitgevoerd. Dat deze wijziging qua bouw kosten heel gunstige consequenties heeft is evident.
Daarnaast moet vooral het serie-effect, het bekend zijn met ontwerp en constructie en een strakke organisatie tot verlaging van de bouwkosten leiden. Met het aantoonbaar maken van deze bezuinigingen en de echte belangstelling van potentiële kopers valt of staat de totstandkoming van het woud. Piet Blom is daarvan afhankelijk om zijn eigen en andermans kritiek te kunnen verwerken. Of hij — zelfs in dat geval zijn stelling , 'dat het huis niet meer mag kosten, dan het redelijkerwijs aan meerwaarde zal hebben,' waar zal kunnen maken zal wel in lengte van dagen ter discussie blijven staan. Maar dan zal hij eerst die kans moeten krijgen. De kans dat zijn filosofie over het stedelijk dak er gestalte zal krijgen lijkt aanmerkelijk groter dan bij de Kasbah in Hengelo. Immers dit plan is niet gesitueerd aan de rand van de stad, maar in het centrum en het nu in uitvoering genomen ontmoetingscentrum zal een kloppend hart kunnen zijn.