De problematiek van het woonerf

Dr. D. de Jonge - Na een golf van enthousiasme waarmee het idee woonerf een paar jaar geleden werd ontvangen wordt de laatste tijd wat meer over beperkingen en nadelen van deze benadering gesproken. Toch lijkt voor veel - vooral nieuwe - stedenbouwkundige inrichtingen het woonerf erg goed aan te sluiten bij de wensen van de bewoners. Dr. D. de Jonge constateerde dit onder meer in zijn eigen woonomgeving. Zijn bevindingen geven tevens aanleiding om dit 'idee van eigen bodem' nog wat te verbeteren: onze zuiderburen hebben bijvoorbeeld de rijsnelheid voor auto's in woonerven en de voorrangsregeling voor voetgangers beter georganiseerd dan wij.

Een actueel en omstreden onderwerp

Het woonerf, een Nederlandse 'uitvinding', is in de mode. In binnen- en buitenland bestaat er belangstelling voor, wat o.a. blijkt uit het feit dat het in 1978 werd ingevoerd in de Belgische wegcode. Dat wijst op een positieve waardering. Aan de andere kant zijn er ook kritische geluiden te beluisteren. Veel met het predicaat 'woonerf' gesierde woningcomplexen zouden maar nauwelijks voldoen aan fundamentele eisen wat betreft de indeling en inrichting. Ook is wel de indruk gewekt dat in bepaalde gevallen de verkeersveiligheid, in het bijzonder voor kinderen, op een woonerf niet beter zou zijn dan in andere buurten. Hierin kunnen we een aanwijzing zien dat het niet veel zin heeft alle woonerven (of wat daarvoor door moet gaan) over één kam te scheren. De beoordeling van hun waarde zal van geval tot geval beïnvloed worden door specifieke omstandigheden. Niettemin is het wel mogelijk een aantal algemene tendenties aan te geven,aangevuld met enige praktijkervaringen.

De problematiek van het woonerf

De voorgeschiedenis

Op oude prenten is te zien dat de stadsstraten, óók de hoofdroutes, vroeger niet alleen verkeersruimte, maar ook verblijfs- en recreatieruimte waren. Midden op straat staan groepjes mensen te praten met elkaar, terwijl kinderen om hen heen spelen. Deze functie als speelruimte heeft de straat tot in onze tijd behouden. Alleen brengt dit in toenemende mate gevaren en bezwaren met zich mee in verband met de sterke toeneming van het gemotoriseerde verkeer. Vooral het jonge kind loopt hierbij grote risico's. De scheiding van de straatoppervlakte in trottoir en rijweg komt aan dit bezwaar in onvoldoende mate tegemoet. Op weg naar school moeten kinderen in veel gevallen drukke straten oversteken. Het trottoir is voor veel kinderspelen te beperkt van omvang, zodat toch op de rijweg gespeeld wordt.
Deze ongewenste gang van zaken heeft geleid tot pogingen om tot oplossingen te komen, zoals het aanleggen van afzonderlijke speelterreinen en het aanbrengen van een onderscheid tussen routes voor doorgaand verkeer en verkeer dat zijn bestemming binnen de buurt vindt. Niemand zal het nut van deze maatregelen ontkennen, maar ze zijn over het algemeen niet afdoende. Speelterreinen zijn in de meeste gevallen beperkt van omvang, terwijl toch in ieder geval altijd ook veel door kinderen in de naaste omgeving ervan op straat gespeeld wordt. De straat heeft blijkbaar steeds een grote waarde als speelruimte voor het kind doordat de ruimte er geschikt is voor allerlei verschillende spelen en de kinderen bovendien geconfronteerd worden met voor hen leerzame activiteiten van volwassenen. Maar onder de in ons land meest gebruikelijke omstandigheden blijft ook indien er geen doorgaand verkeer is, de rijweg toch onveilig, doordat er altijd een auto kan aankomen, die officieel 50 km/uur mag rijden, maar in werkelijkheid vaak sneller gaat.

Om deze bezwaren te ondervangen, heeft men meer radicale oplossingen ontwikkeld, zoals woonpaden en het volkomen verkeersvrij maken van het woongebied. Maar ook hieraan zijn bepaalde nadelen verbonden, zoals:
- bezwaren bij in- en uitladen van de auto, bv. als men grote inkopen heeft gedaan of als men met vakantie gaat - moeilijke bereikbaarheid van de woning, voor brandweer, ambulances, reinigingsdiensten etc.
- een zekere saaiheid van de naaste omgeving van de woning, waar rijverkeer geheel afwezig is. Dit laatste bezwaar spreekt waarschijnlijk het sterkst in kleinere plaatsen, met betrekkelijk dun bevolkte woongebieden, waar toch al niet erg veel te beleven valt (1)
- in het geval van parkeergarages, zoals in de Bijlmermeer, de hoge exploitatiekosten in vergelijking met eenvoudiger oplossingen.

Het woonerfbegrip

Als een poging om in de in het voorgaande geschetste toestanden een verbetering te brengen, is in ons land het begrip woonerf ontwikkeld, waaronder verstaan wordt een gebied waarin de verblijfsfunctie de overhand heeft. Rijverkeer wordt op een woonerf toegelaten, maar dient ondergeschikt te zijn aan deze verblijfsfunctie. Om dit doel te bereiken worden maatregelen op tweeërlei gebied genomen, nl.:
- wat betreft de verkeersregels die op een woonerf gelden
- wat betreft de inrichting van het woonerf.

Beide soorten maatregelen zijn gericht op hetzelfde doel, nl. de snelheid van het rijverkeer te beperken, en te maken dat dit verkeer spelende kinderen en voetgangers niet hindert. Behalve op praktische overwegingen lijkt de woonerfconceptie ook op ideologische grondslagen gebaseerd te zijn, nl.:
- terugdringen van vooral het gemotoriseerde verkeer, teneinde de woonstraat weer aan de voetganger en het spelende kind terug te geven
- als reactie op de extreme scheiding van verschillende functies, die vooral door functionalistische ontwerpers bepleit en toegepast is (de Bijlmermeer!), een zeker streven naar integratie van functies.

De verkeersregels voor het woonerf houden het volgende in:
- de volle breedte van de wegen binnen een woonerf mag door voetgangers en spelende kinderen gebruikt worden
- bestuurders mogen op een woonerf niet sneller rijden dan stapvoets. Zij moeten rekening houden met voetgangers, spelende kinderen, niet gemarkeerde voorwerpen en onregelmatigheden in het wegdeken in het tracé van de weg.
- bestuurders van een voertuig mogen voetgangers niet hinderen, en voetgangers mogen bestuurders niet onnodig in hun voortgang belemmeren.
- er mag alleen geparkeerd worden op daarvoor bestemde plaatsen, die als zodanig zijn aangegeven.

Het begin en het einde van het gebied waar deze regels gelden wordt aangeduid met speciale borden. Wat de inrichting betreft, dient het woonerf in hoofdzaak
te voldoen aan de volgende eisen:
- er mogen geen wegen zijn voor doorgaand gemotoriseerd verkeer
- de weg moet niet verdeeld zijn in rijweg en trottoir of voetpad
- de ingangen en uitgangen van het woonerf moeten door hun constructie als zodanig kenbaar zijn
- op de voor voertuigen bruikbare weggedeelten moeten voorzieningen zijn die de snelheid van het verkeer beperken, zoals scherpe bochten, drempels en nauwe doorgangen. De onderlinge afstand tussen deze voorzieningen mag niet groter zijn dan 50 m. Lange, rechte stukken weg, waar men geneigd is harder te gaan rijden, moeten dus vermeden worden.
- verticale elementen, zoals bloembakken en struiken, mogen het zicht niet belemmeren.
- er moet voldoende openbare verlichting aanwezig zijn, zodat ook bij nacht de objecten die de snelheid van het verkeer verlagen, duidelijk te zien zijn.
- er dient voor de bewoners voldoende parkeergelegenheid te zijn.
Het interessante van de woonerfgedachte is, dat we hier te maken hebben met een combinatie van verkeersregels en inrichtingskenmerken, die beide gericht zijn op dezelfde doelstelling, zodat zij elkaar ondersteunen.

De problematiek van het woonerf
Woonerf met kenmerkende elementen. Uit: Stedelijke Recratie, 1979.

Mogelijkheden en moeilijkheden

Weinig mensen zullen ontkennen, dat de grondgedachte waarop het woonerf gebaseerd is sympathiek aandoet. De regels zijn gericht op wederzijdse verdraagzaamheid van hen die er rijden en hen die er verblijven. Voor zover
het volwassen bewoners betreft, zullen die meestal nu eens het een, dan weer het ander doen, wat een goede voorwaarde is voor onderling begrip.
Wat de inrichting betreft, bieden de woonerfregels de mogelijkheid om tot een aantrekkelijke kleinschalige en gevarieerde vormgeving van de naaste woonomgeving te komen, bv. door middel van sierbestrating en het toepassen van bloembakken en heesters op daarvoor geschikte punten.
Indien de opzet m.b.t. gedrag van bewoners en bezoekers goed slaagt, zal men op het woonerf overal veilig kunnen verblijven, spelen en wandelen, terwijl iedereen toch met de auto dichtbij de woning kan komen. Daaruit is dan ook het enthousiasme in binnen- en buitenland te verklaren.
Er zijn evenwel ook bezwaren, die van de volgende aard zijn:

a. Aan de wettelijke minimum-eisen m.b.t. aanduiding en inrichting wordt in vele gevallen in onvoldoende mate voldaan, bv. doordat de toegangen en uitritten niet duidelijk genoeg worden aangegeven. Ook komt het voor dat voldoende drempels of andere snelheidsbeperkende voorzieningen ontbreken, evenals de verplichte aanduiding van de parkeerplaatsen (2).
b. Ook indien de inrichting van het woonerf wel goed is, blijft er toch meestal een aantal bezwaren voor bewoners en bezoekers bestaan, zoals:
- tijdverlies door langzamer rijden. Vanwege de betrekkelijk kleine afstanden lijkt dit bezwaar mij slechts beperkt.
- verminderde bereikbaarheid en oriënteringsmoeilijkheden, vooral voor incidentele bezoekers
- bezwaren voor snelle bereikbaarheid in urgentiegevallen (ambulance, brandweer, politie)
- beperkte parkeermogelijkheden en grotere afstanden tussen de woning en de geparkeerde auto; minder controle op deze auto.
- overlast door spelende kinderen (rommel, lawaai)
- hinder veroorzaakt door bromfietsen (3).
We moeten hierbij echter wel in aanmerking nemen, dat beide laatstgenoemde bezwaren ook in een 'gewone' woonstraat kunnen optreden, terwijl de meeste andere nadelen zich bij een volledige scheiding van voetgangers en gemotoriseerd verkeer, zoals in de Bijlmer, veel sterker doen gevoelen.

Enige voorbeelden van waardering door de bewoners

De totale waardering van de bewoners voor een in hun buurt toegepaste praktijkoplossing wordt bepaald door hun afweging van voordelen en nadelen. Bij een onderzoek in een woonwijk te Enschede bleek dat de waardering van de bewoners was toegenomen door de omvorming tot woonerf (4). Wel voelde ruim de helft van de voetgangers zich op straat minder veilig, omdat zij niet gewend waren op een weggedeelte te lopen waar ook auto's komen. Misschien is dit een overgangsverschijnsel.
In Noordwijk aan Zee is een deel van de wijk Duinpark- Laag eerst als woonerf ingericht. Na verloop van tijd werd een enquête gehouden onder de bewoners, waarbij gevraagd werd of zij er vóór waren de gehele buurt als woonerf in te richten. Van hen die reageerden bleek ca. 95% daar voorstander van te zijn. Wel vonden zij vaak, dat het parkeren in het zicht van de woningen meer aan banden gelegd moest worden.
Deze voorbeelden wijzen uit, dat de woonerfoplossing wel degelijk mogelijkheden biedt te komen tot een woonomgeving die door de bewoners positief gewaardeerd wordt.

De problematiek van het woonerf
Woonpadenoplossing te Wageningen. Uit: Wonen aan een woonpad, 1967.

Persoonlijke ervaring

Na zelf ruim een jaar in een als woonerf ingerichte buurt te hebben gewoond kan ik de volgende ervaringen melden:
- Vooral op pleintjes wordt door kinderen veel en met animo gespeeld. Het ouderwetse beeld van het rustig en ongestoord op straat voor de woning spelende groepje kinderen is daarmee grotendeels hersteld, hetgeen een zeker gevoel geeft van gemoedelijkheid en genoeglijkheid. - Daartegenover wegen bezwaren als geluidhinder (bv. door het gebruik van skateboards) en beschadigingen door in de voortuin terechtkomende ballen betrekkelijk licht.
- Vooral 's avonds en 's nachts is de rust (afwezigheid van verkeer en geluidshinder) aanmerkelijk groter dan in een vergelijkbare buurt met doorlopende straten, ook als deze weinig doorgaand verkeer hebben.
- De hinder door bromfietsen is tamelijk groot, maar treedt betrekkelijk incidenteel op.
- De indruk bestaat, dat vooral gemotoriseerde incidentele bezoekers zich niet voldoende aan de woonerfregels houden, omdat zij deze onvoldoende kennen.

Wat dit laatste punt betreft, valt het volgende op te merken:
- Automobilisten die jaren geleden hun rijbewijs hebben gehaald, kennen de verkeersregels voor het woonerf meestal niet. Het betreffende bord zegt hun niets.
- Voor een deel zijn de betreffende regels ook voor wie ze wel kennen nogal vaag wat betreft hun consequenties voor het verkeersgedrag. Dit betreft met name deformuleringen 'niet sneller rijden dan stapvoets', 'voetgangers niet mogen hinderen' en 'bestuurders niet onnodig in de voortgang mogen belemmeren'. Het staat onvoldoende vast wat daaronder precies moet worden verstaan.
Wat betreft de snelheid van voertuigen is de Belgische woonerfregeling duidelijker. Daarin wordt nl. gezegd: 'Binnen een woonerf is de snelheid beperkttot 20 km/uur' (5), zodat iedereen kan weten waar zij of hij aan toe is. Naar mijn mening zou het aanbeveling verdienen ook voor Nederland deze maximum-snelheid van 20 km/u in te voeren en dit dan ook op de borden te vermelden: 'Woonerf, dus niet meer dan 20 km/uur'. Ook het Belgische voorbeeld, dat aan voetgangers een werkelijke voorrang wordt verleend boven voertuigen, verdient ter navolging te worden overwogen.

Besluit

Het woonerf, een Nederlandse vondst, trekt terecht veel belangstelling in binnen- en buitenland. Het is een poging de nadelen van de vroeger gebruikelijke ontsluitingswijze van woonbuurten weg te nemen of te verminderen. Het biedt de mogelijkheid om een aantrekkelijke inrichting van de buurt samen te laten gaan met verkeersregels die een rustiger en aangenamer verblijf in de woonomgeving mogelijk maken.
In enige gevallen is gebleken, dat de woonerfoplossing door de bewoners positief gewaardeerd wordt. Bezwaren van het woonerf hangen o.a. samen met:
— ontoereikende inrichting
- onbekendheid en onduidelijkheid van de voor het woonerf geldende verkeersregels. Het verdient aanbeveling veel aandacht te geven aan het ondervangen van deze nadelen.

NOTEN
1) Vgl. G. H. Jansen en J. B. Burie, Wonen aan een woonpad, Utrecht 1967
2) Woonerven vaak niet meer dan bord, in: Wijs op Weg Wijzer, Katernen 2000 no. 6/7 1978
3) J. C. van der Perk en J. L. M. van der Voet, Stedelijke recreatie, wirorapport 7, Lelystad 1979, p. 119
4) Sociografisch en statistisch bureau Enschede, Woonerf valt bij bewoners in goede aarde, Verkeerskunde 27 (1976)
5) Het begrip ’Woonerf’, Informatieblad van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting (België), 14 (1978 nr. 44 december)