Stedelijke vormen van landbouw

Door Sander Woertman - Sinds een paar jaar is de interesse in stedelijke landbouw opgelaaid. Vraagstukken op het gebied van duurzame voedselvoorziening, klimaatverandering, mobiliteit en sociale samenhang lijken hiermee te kunnen worden opgelost. De complexiteit van dit thema in combinatie met de vele schaalniveaus waarop ontwerpers ermee aan de slag zijn, maakt stedelijke landbouw tot een weerbarstig onderwerp. De vraag is hoe het kan worden geïntegreerd in ruimtelijke planningsprocessen.

In Nederland heeft de aandacht voor stedelijke landbouw een grote vlucht genomen dankzij het programma Foodprint. Voedsel voor de stad, dat in 2008 is afgetrapt door het kunst- en architectuurcentrum Stroom in Den Haag. Naar aanleiding van een gesprek over de mogelijkheid van een varkensboerderij in de stad, ontdekten de programmeurs van Stroom dat voedsel binnen de beeldende kunst, de architectuur en de stedebouw al tientallen jaren een thema is. Dat leidde tot het interdisciplinaire programma Foodprint waarin de invloed van voedsel op de cultuur, de inrichting en het functioneren van steden en van Den Haag in het bijzonder wordt onderzocht.

Francien van Westrenen, programmamaker architectuur, beschrijft het moment waarop ze het boek Hungry City van Carolyn Steel onder ogen kreeg. “Dit was een eye-opener. Alle stukjes van de puzzel vielen opeens op hun plaats. Steel heeft een bijzondere kijk op steden: zij beziet ze vanuit het perspectief van consument en voeding. Zij betoogt dat de omvang, de vorm en het functioneren van de stad zoals we die nu kennen vooral werd en wordt bepaald door ontwikkelingen in de productie, distributie en consumptie van voeding. In haar woorden vormt voedsel de stad. Als de voedselproductie weer dichter bij de stadsbewoners plaatsvindt, zal het bewustzijn van de waarde van voedsel worden versterkt. Het kan tevens een cruciale bijdrage leveren aan een gezonde, groene, sociale en duurzame stad.”

Luchftfoto van Park Supermarkt. Met de klok mee achtereenvolgens de vleesafdeling, de fruitsector, de rijstterrassen en de visbassins

In het kader van Foodprint zijn onder meer een tentoonstelling en een symposium, kunstprojecten, lezingen en een tweetal ontwerponderzoeken gestart. Het project Foodscape van kunstenaar Debra Solomon vindt plaats in de Haagse Schilderswijk. Haar doel is om kijkgroen en overbestrating te vervangen door een landschapsarchitectuur die voor honderd procent productief is en die in dienst staat van de buurtbewoners. Solomon: “ik ga altijd uit van de bestaande omgeving en sociale structuur en werk daarmee. Toen ik het project Foodscape startte, begon ik met simpelweg door de wijk te lopen en mensen aan te spreken. De bereidwilligheid onder bewoners om mee te werken is erg groot. Ik stond verbaasd van de agrarische kennis in de wijk. Veel mensen die ik begin 2009 aansprak, zijn nog steeds bij het project betrokken.”

Om de faalkans te minimaliseren, zette Solomon twee boomgaarden op binnenplaatsen op. De eerste resultaten van haar ‘plant interventies’ zijn onderhand zichtbaar. “Het hof aan de Westenbergstraat was jaren eerder afgesloten voor het publiek vanwege een onfortuinlijk incident. Nu staan er leibomen die een groot deel van het jaar fruit geven. Het hof is nu op gezette tijden toegankelijk om omwonenden de kans te geven de tuin bij te houden. In de toekomst zou het hof weer vrij toegankelijk moeten zijn.”

Om de faalkans te minimaliseren, zette Solomon twee boomgaarden op binnenplaatsen op. De eerste resultaten van haar ‘plant interventies’ zijn onderhand zichtbaar. “Het hof aan de Westenbergstraat was jaren eerder afgesloten voor het publiek vanwege een onfortuinlijk incident. Nu staan er leibomen die een groot deel van het jaar fruit geven. Het hof is nu op gezette tijden toegankelijk om omwonenden de kans te geven de tuin bij te houden. In de toekomst zou het hof weer vrij toegankelijk moeten zijn.”

Landschappelijke supermarkt

Een van de twee onderzoeksprojecten in het kader van Foodprint, Park Supermarkt1, wordt uitgevoerd door architectenbureau Van Bergen Kolpa in samenwerking met Vincent Kuypers van Alterra. Zij onderzochten hoe de rijksbufferzones en het Groene Hart voor de omwonende stedelijke bevolking aan relevantie kunnen winnen door ze te transformeren in landschappelijke supermarkten. Hier kunnen mensen recreëren en direct worden betrokken bij de productie van voedingsmiddelen. Ze kunnen de producten ter plekke aanschaffen. Ondernemers kunnen in coöperatieverband een hectare huren en beheren. Voor de ontsluiting van het gebied wordt gebruikgemaakt van de aanwezige infrastructuur.

Opdrachtgevers voor het concept van Park Supermarkt waren Stroom en de provincie Zuid-Holland. Jago van Bergen vertelt: “de provincie gaf ons als opdracht mee, dat het een renderend landschap moest worden. Dit is in tegenstelling tot de huidige situatie in de tussenstedelijke groengebieden. Er wordt geprobeerd een achterhaald beeld van een polderlandschap in stand te houden. Door alle investeringen – vooral het kunstmatig laag houden van het waterpeil kost bakken met geld – kun je eerder spreken van een gesubsidieerd landschap. We moeten af van dat Ruysdaalachtige ideaalbeeld. We erkennen de noodzaak van open ruimte en groen, maar zien dit door de bril van mogelijke productieve scenario’s. Verzilting, wat nu nog als bedreiging wordt gezien, is in ons plan juist een kans om bepaalde producten te verbouwen. Zodra de bufferzone’s een economische en ecologische meerwaarde hebben, zijn ze sterk genoeg om hun voortbestaan te garanderen.”

De gefaseerde ontwikkeling van de Marconistrip volgens Mei Architecten. Door uitgekiende beplanting in de volle grond kan de ondergrond worden gereinigd van vervuiling. Door in andere gevallen gebruik te maken van een teellaag kan bovenop vervuilde grond worden verbouwd.
A. Huidige situatie
B. fase 1: 2010-2015
Terwijl de huidige bedrijfsactiviteiten nog doorgaan, worden in de lege gebieden de eerste nieuwe ontwikkelingen gestart
C. fase 2: 2015-2020
De bestaande bedrijvigheid neemt af waardoor meer ruimte vrij komt voor groene ontwikkeling.
D. fase 3: 2020-2030
De laatste bedrijven vertrekken uit de strip en de vrijgekomen ruimte wordt gebruikt voor volkstuinen.
E. fase 4: 2030- en verder
Langzaam ontstaat een stedelijk woon- en werkgebied.
fase 5: 2030- en verder
De groene functies transformeren van agrarische functies naar meer stedelijke functies zoals een stadspark of een kinderboerderij.

Voor de Polder Midden Delfland is een scenario ontwikkeld waarin aanwezige grondsoorten, natuurlijk waterpeil en hoogteverschillen worden uitgebuit om uiteenlopende producttypes te cultiveren. Avocado’s en kiwi’s groeien tegen golvende fruitwanden, tilapiavis wordt gekweekt in waterbassins en pandan- en risottorijst op waterterrassen. De benodigde groeiomstandigheden worden gerealiseerd met behulp van oude technieken zoals warmteaccumulatie, en moderne technieken zoals isolerende waterneveldaken.

Vincent Kuypers van het Wageningse Alterra, die betrokken was bij de inhoudelijke en procesmatige uitwerking van Park Supermarkt, kijkt uit naar volgende stap: het ontwikkelen van een business model. “Daar zal het concept zijn economische waarde moeten bewijzen. We hebben een aantal locaties in de Polder Midden Delfland, maar ook andere rijksbufferzones, in het vizier voor een proefproject. We zijn hard bezig om participanten te vinden. Belangrijk is, om verschillende netwerken met elkaar te verbinden en zo kennis te ontsluiten. Daarbij moeten we de verschillende lagen in het plan niet uit het oog verliezen. Landbouw, consumptie en recreatie zijn alle drie een wezenlijk onderdeel. Het plan moet zowel ruimtelijk functioneel als ecologisch en economisch rendabel zijn. In het verleden zijn meerdere initiatieven met hetzelfde oogmerk gesneuveld, simpelweg doordat ze zich slechts op één aspect van de ingewikkelde som richtten.”
Onlangs is Park Supermarkt gepresenteerd aan beleidsmakers in de Zuidvleugel, variërend van gemeente tot provincie. Het plan is enthousiast ontvangen. Opvallend was, dat partijen met elkaar in gesprek gingen die belangen hadden in het gebied, maar die nog nooit met elkaar aan tafel hadden gezeten.

Stadslandbouw voor de stad

Met Park Supermarkt lijken alle problemen die kleven aan stedelijke landbouw zorgvuldig gepareerd. Niet iedereen is echter overtuigd van het plan. Volgens Jan-Willem van der Schans, onderzoeker bij het Landbouw Economisch Instituut in Den Haag, is het polderlandschap Midden Delfland veel te waardevol om op een dergelijke schaal interventies te plegen. Het lijkt hem dan ook stug dat alle betrokken partijen het plan zullen blijven steunen. “Ze zullen er ongetwijfeld interessante en zelfs belangrijke ideeën uit halen voor de toekomst van tussenstedelijke groengebieden, maar als puntje bij paaltje komt, vermoed ik dat veel instanties zullen afhaken. Overigens kan ik me voorstellen dat op een karakterloze groenlocatie wel een Park Supermarkt van de grond komt.”

Van der Schans is zelf sinds 2008 betrokken bij Eetbaar Rotterdam. Het draagvlak voor het ondernemen van activiteiten in de stad bleek tijdens een expertmeeting in 2008 Thema Stad en natuur groot. De aanwezige partijen stelden kort daarop een manifest op over de mogelijke betekenis van Stadslandbouw voor de stad. Afgelopen juni is de Stichting Eetbaar Rotterdam officieel in het leven geroepen. Het bestuur bestaat uit een bijzondere combinatie van expertises, variërend van architect tot wetenschappelijk onderzoeker en biologisch agrariër.

De derde plantingsdag van het Foodscape project aan de Westenbergstraat in de Schilderswijk in Den Haag. De geplante bomen worden de komende jaren in een leivorm gebracht, het tussengebied wordt beplant met winterharde kruiden die een geleidelijke overgang maken tussen de verharde buitenruimte en de binnentuin.

Als testcase zijn de participanten bezig een voorstel te ontwikkelen voor de zogenoemde Marconistrip. Dit voormalige spoorwegtracé in de Merwehaven moet de komende jaren in coalitieverband met am vastgoed en andere vastgoedpartijen, supermarktketen Landmarkt, verschillende sociale instellingen en ds+v worden omgevormd tot ruim zes hectare productieve landbouwgrond. De loodsen die op de locatie staan, zouden volgens agrariër Bas de Groot kunnen worden ingezet voor visteelt. Césare Peeren van 2012 architecten ziet mogelijkheden om in het Haka-gebouw dat in dit gebied staat, kantoorruimte voor startende bedrijven te combineren met kassenbouw en visteelt. “De silo’s in dit pand zijn gigantisch groot. In Amerika wordt in dergelijke bestaande constructies al succesvol vis gekweekt. Door deze loze ruimte commercieel te benutten, kun je het hele project rendabel maken.”
Mei Architecten visualiseerde in opdracht van AM vastgoed een mogelijk scenario voor de ontwikkeling van de Marconistrip. De grond zal over twintig jaar worden gebruikt voor de realisatie van woningbouw. Door tussentijds landbouwactiviteit toe te staan, krijgen potentiële kopers een positieve associatie met het gebied, zo is het idee. Ze wonen immers liever op een plek waar voorheen agrarische activiteiten plaatsvonden, dan in een gebied waar verlaten industrie de sfeer bepaalt.

Plantaardige productie

Opvallend aan de hierboven behandelde projecten is, dat vooral de sociale impact van stedelijke landbouw het succes ervan bepaalt. Het zorgt ervoor dat stadsbewoners de banden met met hun omgeving en buren kunnen aantrekken. De duurzame component – het elimineren van transportverkeer, het sluiten van voedselkringlopen, het groener maken van de stad – is eveneens van belang, maar deze doelstellingen kunnen ook op andere, meer pragmatische manieren worden gehaald. Dat is de reden waarom sommige critici weinig heil zien in urban farming projecten. Omdat deze in de stad plaatsvinden, zijn ze per definitie kleinschalig en zouden ze qua duurzaamheid en voedselvoorziening weinig effect hebben.

Om de praktische doelstellingen met betrekking tot duurzaam produceren van voedsel te halen, lijkt een andere, aanvullende denkrichting noodzakelijk. De Nederlandse Firma Plantlab claimt de oplossing te hebben gevonden in de vorm van – bij voorkeur ondergrondse – plantaardige productiefaciliteiten. Deze hebben geen daglicht nodig, maar optimaliseren de groeicycli door het gebruik van ledlicht in verschillende frequenties. Het waterverbruik wordt met negentig procent teruggedrongen en ook het energieverbruik ligt lager, terwijl de productiviteit twee keer zo hoog is in vergelijking met een traditionele kas. Gertjan Meeuws, directeur bij Plantlab, ziet alleen maar voordelen: “wij kijken al sinds 1989 anders naar plantaardige productie. Alles in de natuur is wiskunde. Tijdens onze studies en daarna leerden we alles over groeicycli, nu verbinden we deze kennis aan de praktijk. We kunnen met onze faciliteiten tot op de dag nauwkeurig bepalen wanneer bepaalde groenten klaar zijn voor de oogst en kunnen het hele jaar door produceren. Onze groeimethode doet niets af aan de smaak en de voedingswaarde. Door de faciliteiten ondergronds te brengen, heb je een constant klimaat. Zo kun je zelfs in extreem warme gebieden een kweekomgeving opzetten, waardoor je landen die kampen met voedselschaarste kwekerijen in plaats van voedselhulp kunt aanbieden. In de stad is ondergronds bouwen helemaal ideaal: je kunt het combineren met het aanleggen van een fundering voor nieuwbouw. De afstanden die groente en fruit normaal moeten afleggen, vaak duizenden kilometers, elimineer je volledig.”

Zo ontstaat een nieuwe typologie waar architecten en stedenbouwkundigen mee aan de slag kunnen. Dat blijkt ook uit het feit dat de laatste maanden meerdere internationale architectenbureaus en projectontwikkelaars Plantlab hebben benaderd om te inventariseren wat ze met de vinding kunnen doen. Meeuws ziet veel potentie in een combinatie van een teeltomgeving met een supermarkt, een restaurant of een kookstudio. Zo kunnen vraag en aanbod razendsnel op elkaar worden afgestemd. Op wijkniveau zou je kunnen denken aan een productie-eenheid die de aanwezige huishoudens van voedsel voorziet. Het idee van duurzame producten die in een hoogstaand technologische omgeving worden geproduceerd, moet nog aanslaan bij de consument, maar dat is een kwestie van mentaliteitsverandering, zo meent hij.

Duurzame stedelijke landbouw

De oplossing die Plantlab biedt, is een topdown benadering die sterk afhankelijk is van partijen die bereid zijn de techniek toe te passen in hun plannen. Het is een gesloten systeem dat vooralsnog weinig lijkt toe te voegen aan de sociale vraagstukken die leven in de stad. Maar dat kan veranderen zodra ontwerpers ermee aan de slag gaan. Als onderdeel van een oplossing waarin ook projecten van andere schaalniveaus worden meegenomen, ontstaat de mogelijkheid om een aanpak te formuleren voor een duurzame stedelijke en regionale planning die zich richt op cyclische voedselproductie en integratie van stad en natuur. Daartoe zou moeten worden gekeken naar de noden van het verstedelijkte gebied, en zou vanuit die invalshoek beleid moeten worden gemaakt. Dat gebeurt vooralsnog niet. Het is te hopen dat initiatieven als Eetbaar Rotterdam en Foodprint in andere steden navolging krijgen en worden opgepikt door overheidsinstanties. Alleen zo kunnen stedelijke vormen van landbouw de mogelijkheid krijgen zich te bewijzen.