Stenen stapelen blijft stenen stapelen

Stenen stapelen blijft stenen stapelen

Avondenlang hoorde ik mijn vader studeren. Steeds opnieuw dezelfde maten, die ene triller, die ene passage. Afwisselend in langzaam studietempo en dan weer snel om te concluderen dat het toch nog steeds niet goed was. Opnieuw. Net iets zachter, net iets intenser.

Tekst Violette Schönberger

Pianoconcerten van Mozart behoren tot het reptielenbrein van mijn geheugen: ingesleten alsof ze er altijd al waren, zonder dat ik daar zelf enig actief luisterwerk aan heb verricht. En tijdens het slapengaan leerde ik niet alleen de noten kennen, maar raakte ik ook in contact met de bezetenheid die perfectionisme heet. Want voor een pianist is het niet genoeg om het stuk te kennen, de structuur te begrijpen en de muzikaliteit te doorgronden. De bewijslast van al die dingen zit juist verscholen in de perfecte beheersing van versieringen, tempi, dynamiek en rusten. Het oneindige belang van het detail.

Studeren in een privékamer zonder publiek is misschien wel de allerintiemste vorm van kunst maken. Architectuur is dat niet. Architectuur is geen persoonlijke aangelegenheid van de ‘lerende hand’, maar een product van velen. Ontwerpen doe je samen.

Bouwen in steen, beton of baksteen is grof werk, niet geschikt voor gevoelige pianohanden. Toch hebben ontwerpers en pianisten in hun werkwijze tenminste één ding gemeen: de onlosmakelijke relatie tussen detail en geheel.

'Details vormen de uiterste consequentie van architectonisch denken. Details zonder concept zijn gefrummel in de marge, concepten zonder details zijn grootspraak'

Ook in architectuur schuilt de bewijslast van wat je wilt vertellen in de details. Details vormen de uiterste consequentie van architectonisch denken. Details zonder concept zijn gefrummel in de marge, concepten zonder details zijn grootspraak. Het perfectionisme zit in het schikken en herschikken van alle ingrediënten in plattegrond, doorsnede, lichtwerking en materialisering. Als dat slaagt, ondersteunt elk detail het grotere geheel en andersom.

Ontwerpen is een vakgebied van verbeelding en lijkt daardoor meer op componeren dan op musiceren. Om ideeën te realiseren is een architect, anders dan een pianist, niet afhankelijk van fysiek contact met het materiaal. Toch vinden sommige architecten  dat hun vakgenoten te veel op afstand staan van de fysieke realiteit.

Architectuur bedrijven

Het architectonisch denken, stelt Juhani Pallasmaa in The Eyes of the Skin (1996), heeft zich teveel toegespitst op de dominantie van het oog ten nadele van andere zintuigen zoals reuk, gehoor en tastzin. Door onze conceptuele en uitgesproken visuele manier van werken raken sensorische eigenschappen als tactiliteit en plasticiteit steeds meer op de achtergrond. Daardoor wordt architectuur volgens Pallasmaa steeds on-lichamelijker.

Het bedrijven van architectuur is ontegenzeggelijk een minder fysieke aangelegenheid dan voorheen. De gemiddelde ontwerper zit het grootste deel van z’n carrière achter de computer. Het contact met knisperend papier en vlekkende rotringpennen is grotendeels vervangen door aanraking van toetsenbord, beeldscherm en muis.

Terwijl architecten vroeger hun carrière vaak begonnen als metselaar of timmerman, komt de hedendaagse tekenaar nauwelijks in contact met de praktijk van stenen stapelen. In Autocad is alles even zwaar, ruikt marmer hetzelfde als beton en klinkt nagelen hetzelfde als lassen.

Hoe voelen die mooie stenen op de rendering eigenlijk wanneer je je hand erlangs strijkt of je knie ertegen stoot? De tekensoftware vertelt het je niet. Pallasmaa waarschuwde er al voor: door het gebruik van de computer gaat een groot deel van de rijkdom van detaillering verloren – de klank, de veroudering, de geur van materialen.

'In Autocad is alles even zwaar, ruikt marmer hetzelfde als beton en klinkt nagelen hetzelfde als lassen'

‘What do you want, brick? And the brick says: ‘I like an arch’, zei Louis Kahn, met een quasi-animistisch geloof in de lotsbestemming van materialen. De bezieling van het Opperwezen bevindt zich immers in de details. Maar staan de hedendaagse bouwtechnieken een dergelijke nabijheid nog wel toe? Wat wil je worden: stalen balk, kanaalplaat of sandwichpaneel? Of waar heb je vandaag eens zin in: 3D-printer of metselrobot?

Dat wordt al een stuk lastiger. Want in de keten van de hedendaagse bouwproductie is het de vraag of de architectuur die nabijheid tot directe materialiteit wel kan opeisen. Hoeveel ruimte biedt de ontwerp- en bouwpraktijk voor het perfectioneren van de details, het studeren en herschikken tot alles op z’n plek valt?

Natuurlijk zijn er nog architecten die zich specialiseren in de lichamelijke ervaring van ruimtes, de tactiliteit van materialen en de sensorische eigenschappen van gebouwen. Ook zijn er gelukkig nog opdrachtgevers die de ontwerper van idee tot realisering grote vrijheid geven om te zoeken naar de juiste oplossingen.

Maar in de bulk van de bouwproductie wordt het almaar lastiger om vanuit zuiver architectonische begrippen expliciete keuzes te maken in het ontwerp. Een steeds breder scala aan ghostwriters – lokale stedenbouwkundigen, haalbaarheidseconomen, duurzaamheidsexperts, bouwlogistieke planners, Arbo-controleurs, welstandscommissies, erfgoedexperts, bouwbesluitjuristen – drukt haar stempel op de architectuur.

Informatiesystemen

De immens ingewikkelde puzzel van woningaantallen, haalbaarheid, grondexploitatie en planning vraagt niet om de onvoorspelbaarheid van het creatieve mensenbrein, maar om de zekerheid van systemen: bouwsystemen, financieringssystemen, productiesystemen. Een nieuw woonconcept: past niet in het rekenmodel. Een open structuur in plaats van een tunnelbekisting: kan niet in de bouwsystematiek. Computer says no.

In veel technologische ontwikkelingen zijn informatiesystemen de menselijke vermogens al de baas. Geen mens kent het volledige zoekalgoritme van Google, niemand overziet de totstandkoming van Bitcoin, Facebook kent meer sociale structuren dan alle antropologen bij elkaar. De omgang met complexe informatiesystemen is dan ook een van de belangrijkste uitdagingen voor de mensheid in de 21ste eeuw, zegt filosoof Yuval Noah Harari in zijn spraakmakende boek Homo Deus (2015).

Het is niet ondenkbaar dat ook de architectuur afstevent op een toekomst die wordt gedomineerd door informatiesystemen en automatisering. Het moment nadert dat computers oneindig veel sneller de complexiteit van binnenstedelijke ontwerpopgaven kunnen doorgronden en daarin efficiëntere keuzes kunnen maken dan mensen. Behalve het tekenen zou ook het denken over architectuur zich dan naar het digitale domein verplaatsen.

Die ontwikkeling is deels al in gang gezet: je hoeft maar rond te kijken in de gemiddelde woonwijk om te zien hoe een extreem karige, systeemgegenereerde architectuur eruitziet. Niet de rijkdom van details, de vrolijkheid van creatief materiaalgebruik en de vernieuwende manieren van construeren, maar een eindeloze herhaling van dezelfde optimalisatie van het systeem. Een digitaal doemscenario. Geen pianoconcerten maar liftmuziek. In navolging van Harari moeten architecten zich dan ook ernstig afvragen: hoe gaan we hiermee om? Wat blijft er immers nog over van het oefenen, overdoen, de bezieling?

Rol van de architect

Een mogelijke oplossingsrichting: verander de rol van de architect. Voor vrije oeuvre-opdrachten zoals een Olympisch stadion, ambitieuze woontoren of fijngevoelige villa hoeft er weinig te veranderen. Maar voor de bulk van gebouwen waar de rol van architect zich beperkt tot klikken achter de tekensoftware om allerlei automatische processen enigszins bij te sturen, kan een nieuwe rolopvatting lonend zijn. Want waarom leiden moderne systemen automatisch tot verschraling, massaproductie en beperking van ruimtelijke oplossingen tot een handvol standaardproducten?

Juist nu machines zelf kunnen leren, kunstmatige intelligentie complexe processen overzichtelijk kan maken en robots elke denkbare detaillering kunnen produceren, zouden informatiesystemen de menselijke creativiteit moeten dienen in plaats van vervangen. In die nieuwe rol kan de hedendaagse architect informatiesystemen voeden met de rijkdom van ruimtelijke mogelijkheden en de diversiteit aan materiaaltoepassingen en sensorische kwaliteiten. De wereld van Pallasmaa paradoxaal genoeg gevat in een digitaal model. Een beetje intelligente software maakt dat heus wel kostenefficiënt.

In de steeds groter en complexer wordende stad kan het opnieuw centraal stellen van de menselijke lichamelijkheid en rijkdom aan materialiteit een uitweg bieden uit het digitale doemscenario. Want hoezeer de totstandkoming van architectuur ook is verplaatst naar het virtuele domein, uiteindelijk resulteert een ontwerpproces nog altijd in een fysiek gebouw dat lichamelijk wordt ervaren door echte mensen.

Zwaartekracht blijft zwaartekracht en stenen stapelen blijft stenen stapelen. De toekomst is nog altijd fysiek.

Lees ook: