Mooi is een mening
Collegezalengebouw door Civic Architects. Beeld Stijn Bollaert

Mooi is een mening

Dynamische gevels, interieurs met een hoge belevingswaarde en woonkamers die een visuele verbinding aangaan met de omgeving; architecten zijn er gek op. Michelle Gulickx noemt het moddertaal: 'zinsneden die zo multi-interpretabel zijn dat je geen idee hebt wat er wordt bedoeld'.

Schrijf je teksten over architectuur dan kom je al snel gebouwen tegen die in dialoog gaan, ook al is de gespreksstof onduidelijk. De redactie weet er alles van. We proberen het te vermijden door te duiden wat er daadwerkelijk ontworpen is. Zo schreef Reinoud Schaatsbergen deze week over vooroverhellende ramen die niet de lucht, maar de grond reflecteren, zoals bij het gerenoveerde en verbouwde Collegezalengebouw van de Universiteit Leiden door Civic het geval is.

Er is ook één woord dat te allen tijden verboden is als je over architectuur schrijft: mooi. Een gebouwontwerp is interessant, boeiend, strak gedetailleerd of robuust, maar nooit mooi. Volg je een architectuuropleiding dan wordt het je in het eerste jaar meteen afgeleerd en anders gebeurt dat wel op de redactie. ‘Mooi is een mening’, zo kreeg collega Astrid de Wilde veertig jaar geleden al voor haar kiezen.

Maar waarom eigenlijk? Waarom is het zo lastig om het binnen de vakgemeenschap te hebben over schoonheid? Heeft het modernistische denken generaties architecten zo in zijn greep? Vorige week vertelde Job Floris aan Floortje Keijzer dat zijn bureau Monadnock enerzijds zoekt naar ‘rationaliteit, haalbaarheid en efficiëntie’ en anderzijds ‘iets bijzonders’ wil maken. Zou hij daarmee misschien ‘iets moois’ bedoelen?

De Kazemat door Jeroen Helder, een van de folly’s op Buitenplaats Koningsweg in Arnhem, wordt in ieder geval na verloop van tijd ‘steeds interessanter’. Zo vertelde Helder aan Raf van Oosterhout. De reden? ‘Groentoepassing in architectuur heeft tijd nodig.’

Lees alle must-reads van deze week!

Groet, Merel Pit

Merel Pit

Merel Pit

Hoofdredacteur de Architect

Merel Pit (1981) is sinds januari 2021 hoofdredacteur van de Architect. Daarmee is ze terug op haar ‘oude nest’ waar ze in 2008 als vakredacteur haar carrière in de architectuurjournalistiek begon. Heb je input voor sterke verhalen? Mail haar op merelpit@vmnmedia.nl.

Beeld Hanna Veltman

Wroeten in de ondergrond van de architectuur

Dirk Somers van Bovenbouw Architectuur zei onlangs tegen Jan Peter Wingender: 'In Nederland kijken jullie te veel naar de vruchten van architectuur en te weinig naar de ondergrond waar die vruchten op groeien.' Een hele rake opmerking. Want pas als je in die ondergrond investeert, kun je mooie vruchten plukken.

KB gebouw. Beeld KB Den Haag

Goede gebouwen absorberen nieuwe verhalen, maar voor post65-erfgoed...

De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag staat op de lijst voor sloop. Arjan den Boer houdt even pauze, zodat de hele zaal dit gegeven tot zich kan laten doordringen. Om zijn verhaal te vervolgen met: 'Ik vind het vreemd dat de Koninklijke Bibliotheek, die zich het geheugen van Nederland noemt, zo'n iconisch gebouw wil slopen. […] Het is ook niet zo dat zij al hun boeken uit de jaren tachtig in de container stoppen.'

Beeld Hanna Veltman

De BNA-voorzitter zet diens zichtbaarheid beter niet in voor eigen...

Ben je eenmaal BNA-voorzitter dan praat je publiekelijk beter niet over je eigen bureau. Dit vertrouwde Nathalie de Vries aan Floortje Keijzer en mij toe na afloop van de podcastopname van drie weken geleden. Dan gebruik je te veel je verworven zichtbaarheid voor eigen gewin. We hadden haar net verteld dat onze volgende gast Jeroen de Willigen zou zijn.

Transformatie naoorlogse school in Dordrecht door Studio Nauta en Vanschagen. Beeld Paul Swagerman

Zonder goed opdrachtnemerschap is de architectuur nergens

Een opdracht winnen en dan de verliezende partij erbij vragen. Jan Nauta deed het. Bij de transformatie en uitbreiding van een naoorlogse school in Dordrecht sloeg hij de handen ineen met de ervaren architecten van Vanschagen. 'Ik heb er geen seconde spijt van gehad. We hebben veel van elkaars expertises geleerd maar belangrijker nog was het werkplezier.'