De Catalaanse stedebouwkundige en architect Joan Busquets is al bijna 25 jaar betrokken bij de Nederlandse stedebouw. Het begon met de uitnodiging deel te nemen aan de AIR-manifestatie over het Willemsspoortunnel-tracé in Rotterdam in 1988, waaraan onder anderen ook Bernard Tschumi, Rem Koolhaas, Peter Wilson en Wiel Arets en Wim van de Berg hebben meegedaan. Een paar jaar later werd zijn Barcelonese collega en mentor Manuel de Solà-Morales uitgenodigd deel te nemen aan de AIR-manifestatie rondom de Alexanderpolder. Ook De Solà-Morales is sindsdien eveneens betrokken geraakt bij enkele cruciale projecten in de Nederlandse steden. Dat beide architecten werden uitgenodigd, heeft alles te maken met hun werk in Barcelona, dat deel uitmaakte van de golf van creativiteit die de stad overspoelde na het overlijden van de dictator Franco, de opkomst van de democratie en de toewijzing van de Olympische Spelen aan de stad in 1992.
Op het congres GROOT, dat de Architect in samenwerking met AIR dit voorjaar organiseerde, stelde Busquets dat verdichting een voorwaarde is voor duurzaamheid, maar dat deze verdichting, die in de stad voornamelijk wordt bereikt door het toevoegen van grote gebouwen, niet hoeft te leiden tot uniformiteit. Volgens Busquets biedt het juist een kans voor een gedifferentieerd milieu op buurtniveau.
Beatrixkwartier
Zijn Haagse projecten zijn daar een voorbeeld van. In deze projecten combineert hij een masterplan, waarin de contouren van de bouwmassa’s zijn verbonden met de afwikkeling van de infrastructuur, met architectonische elementen op de schaal van de openbare ruimte. Hierin speelt ook de landschapsarchitectonische uitwerking van de materialiteit van deze ruimte een grote rol. Het sterkst komt deze combinatie tot uitdrukking in het meest recente project, het Beatrixkwartier. De opgave behelst hier de uitbreiding van het stadscentrum aan de oostkant van de Utrechtsebaan, een vervolg op het eerdere project voor de Grotiusplaats. In het Beatrixkwartier voorziet Busquets de Beatrixlaan van een nieuw ritme van hoogbouw, afgewisseld met lagere tussendelen. Hierin is ook de bestaande hoogbouw uit de jaren zestig en zeventig van onder andere de ING-bank en TNT-post/Postnl ingepast. De Beatrixlaan vormt het hart van het plan en is een goed voorbeeld van de manier waarop Busquets de verstedelijking van de infrastructuur aanpakt. Het meest in het oog springend zijn het viaduct en de stations van de Randstadrail van de hand van Zwarts en Jansma, in de volksmond bekend als de Netkous. Veel belangrijker is echter de geleding van de bouwmassa’s en de aansluiting ervan op de straat en de fietspaden en de trottoirs. Het Prinsenhof, een gezamenlijk ontwerp van de Architectengroep (Kees Rijnboutt), Atelier Pro en Kraaijvanger. Urbis is een voorbeeldige uitwerking van het masterplan. Op de locatie waar ooit Mario Botta volgens de richtlijnen van het masterplan een kantoorpand zou ontwerpen, wordt nu gewerkt aan een veel dynamischer plan van Kees Christiaanse/kcap. De kracht van het plan van Busquets is de subtiele uitwerking van de laagste schaalniveaus. Dit zie je bijvoorbeeld terug in het plein aan de Schenkkade voor de Prinsenhof en in de detaillering van het straatprofiel van de Beatrixlaan. De aansluiting tussen hoogbouw en plein is door Busquets extra gedetailleerd door het toevoegen van een smalle luifel. Hoe klein dit architectonische element ook is, het geeft aan de bebouwing een maat en een schaal die in verhouding staan tot de grootte van het plein.
In de materialisering van de straatprofielen is een groot verschil gemaakt tussen de rijbanen en de zones voor het langzame verkeer. Fietsers en voetgangers maken als het ware gebruik van dezelfde ruimte, slechts van elkaar gescheiden door een miniem verschil in hoogte of een subtiele verandering in de detaillering van de tegels. De hoogte van de stoepranden die langzaam en snel verkeer scheiden, zijn daarentegen zo hoog dat voor het laden en lossen en voor het in- en uitstappen van de bus, verlaagde plateaus zijn aangelegd. De rijbanen snijden als het ware door de straat, waardoor de geïntegreerde trottoirs en fietspaden worden verhoogd tot een podium van het stedelijk leven. Hoezeer deze detaillering ook bijdraagt aan een prettige omgeving, ook onder het viaduct van de Randstadrail, echt stedelijk is het nog niet geworden. Het blijft een straat met kantoren en het mist een openbare plint met horeca en winkels, die het plateau voor de deur van een levendig gebruik kan voorzien.
Spui en Turfmarktroute
Dat is wel het geval in het oude centrum, waar Busquets de nieuwe bestrating van het Spui en de Turfmarktroute voor zijn rekening nam. Ook hier is sprake van een subtiele detaillering, in de vorm van een bijna onzichtbaar patroon van verschillende soorten stenen, weggewerkte goten, eveneens weggewerkte fonteinen op het plein en een bladpatroon voor de roosters waarin de bomen en de boomgroepen staan. De route vormt een uitnodigende loper naar het centrum, maar is na zes jaar intensief gebruik en de enorme sloop- en bouwwoede aan de Turfmarkt helaas alweer flink versleten. De subtiliteit van de uitwerking van de openbare ruimte in combinatie met ruimtelijke ingrepen in de infrastructuur, zoals in het Beatrixkwartier, ligt in het verlengde van Busquets eerdere projecten, in zowel Barcelona als Nederland en Den Haag. Ook zijn eerste project, de Grotiusplaats, waarbij hij door toenmalig Rijksbouwmeester Kees Rijnboutt in 1992 is betrokken, kenmerkt zich door een combinatie van subtiliteit en complexiteit. Busquets tekende het masterplan en ontwierp de inrichting van de openbare ruimte. Die is een combinatie van architectonische en landschapsarchitectonische elementen.
Bovenop de voorgeschreven overbouwing over de Utrechtsebaan stelde Busquets ook een reeks hoge gebouwen voor, die in enkele stappen de Theresiastraat,aan de noordzijde via de Grotiusplaats,verbindt met de Juliana van Stolberglaan aan de zuidzijde. Zowel de toren van het Paleis van Justitie aan de oostzijde van de Grotiusplaats als het woongebouw van Rudy Uytenhaak aan de Juliana van Stolberglaan maken deel uit van deze reeks. De westkavel van de Grotiusplaats waar een van de ontbrekende schakels is gepland, ligt echter nog steeds braak. Ook zonder de invulling van deze kavel is duidelijk dat de combinatie van puntsgewijze hoogbouw met lagere bebouwing over de Utrechtsebaan (van Zwarts en Jansma) en langs de rooijlijnen van het plein, de verschillende infrastructurele schalen op een heel vanzelfsprekende manier bij elkaar brengt. Op de Grotiusplaats is deze stedebouwkundige figuur de kracht van het masterplan. De ontwerpende hand van Busquets komt hier minder uit de verf. Ze is wellicht te subtiel ten opzichte van het plaatselijke infrastructurele geweld. De luifels die hij ontwierp en waarmee hij de verschillende gebouwen rondom het plein met elkaar probeert te verbinden, zijn mooi gedetailleerd. Het best zijn deze luifels aan de noordwestzijde van het plein, waar ze de grens vormen tussen het vlak gedetailleerde trottoir en de binnentuin van het Paleis van Justitie. Maar ondanks een gedeeltelijke overkapping van de Utrechtsebaan, de hierlangs geplaatste fonteinen, de kunstig ontworpen masten voor de schijnwerpers die het plein ’s nachts verlichten in de middenberm van de snelweg en de materiële samenhang van dit alles met de bestrating van trottoir, fietspad en trappen voor het Paleis van Justitie, wordt het geen eenheid.
De Utrechtsebaan blijft een storend element, zeker ook door de twee drukbereden rijbanen op het niveau van het plein zelf, ook al zijn deze opnieuw sterk onderscheiden van trottoir en fietspad. Het valt op dat Busquets in al deze projecten nauwelijks zelf heeft gebouwd. Alleen in de oksel tussen Grotiusplaats en Beatrixlaan heeft hij een woongebouw gemaakt, dat in detaillering, maar in massa nauwelijks opgewassen is tegen de grootschalige infrastructuur voor de deur. In elk project neemt Busquets de uitvoering van de openbare ruimte voor zijn rekening, wat we kunnen lezen als een statement. Slechte architectuur kan een goede stedenbouw kapot maken, terwijl andersom goede architectuur een slechte stedenbouw niet kan verheffen. Maar wat Busquets wil zeggen is dat in een complexe stedelijke omgeving de materialisering en de detaillering van de architectonische elementen en de stoffering van de openbare ruimte cruciaal zijn.