De Nederlandse architectuur is in de afgelopen jaren wezenlijk pluriformer geworden en laat zodoende meer gezichten zien. Het ontwerpen wordt niet meer opgevat als een autonome activiteit, maar zoekt een verhouding tot een bredere bouwcultuur van ontwikkelen, bouwen, debat en theorie. Detail en materialiseren zijn niet langer bijzaak, maar uiting van vakmanschap, volharding en drang naar beheersing.
Twee posities
Twee posities tekenen zich af. Aan de ene kant ontwerpers die menen dat architecten initiatieven moeten nemen en visies dienen te ontwikkelen die investeerders, planners, publiek en betrokkenen samenbrengen. Maar ook zijn er architecten die zich bezig houden met stedelijke opgaven. In hun optiek valt alleen op deze manier de grote afstand van de alledaagse bouwpraktijk naar de ideeënwereld van de architectuur te overbruggen.
Naar een betere wereld
Beide positie staan haaks op elkaar. Terwijl de ene de architectuur wil versterken door haar paradoxaal minder architectonisch te maken, pleit de andere juist voor het herwinnen van de operatieve vermogens van de architectuur. Wat beide echter met elkaar verenigt, is dat ze zoeken naar een manier om de wereld tot een betere plek te maken.
Verrijking van het Nederlandse debat
Ze geven bovendien aan dat de architectuur hiertoe zelf dient te veranderen. Dat zien we terug in het modernisme dat zich in deze jaren gestaag verder ontwikkelt, maar ook bij de duurzame architectuur van Rau en Ro&Ad, het rationalisme van HCVA, Monadnock en Winhov, alsmede het open bouwen dat architecten als Marc Koehler, Tom Frantzen en Mei Architecten voorstaan. Tezamen vormen zij een uitgesproken verrijking van het Nederlandse debat.
Functioneel én eigentijds
In Museum De Lakenhal in Leiden door Happel Cornelissen Verhoeven, het Trippenhuis in Amsterdam door Office Winhov en paviljoen De Hoge Veluwe door Monadnock en De Zwarte Hond tekenen zich de contouren van een nieuwe generatie architecten af. Zij maken gebouwen die functioneel én eigentijds zijn, maar tegelijkertijd kritisch reageren op de context ervan.
Stedelijke modellen
Ook bij de architecten van Superdutch ondergaan de ideeën over de stad veranderingen. Zij stellen nieuwe stedelijke modellen voor die onderlinge verbinding en uitwisseling garanderen en tevens een aantrekkelijke collectieve ruimte in de stad opleveren.
Hoge dichtheden
Goede voorbeelden hiervan zijn het hoogbouwproject “De Rotterdam” op de Kop van Zuid dat OMA opzet als een verticale stad, het stadhuis dat Neutelings Riedijk Architecten inpast in de binnenstad van Deventer, alsmede de Markthal in Rotterdam door MVRDV, waarin wonen in hoge dichtheden op vanzelfsprekende wijze is gecombineerd met de marktfunctie.
Continuïteit bestaande stad
Gebouwd en theoretisch werk uit deze periode verhoudt zich niet wezenlijk anders tot elkaar dan in de jaren negentig. Verder kunnen de verschillen niet groter zijn. Dienden destijds binnensteden geactiveerd te worden door middel van sterke ruimtelijke beelden, nu kan worden voortgeborduurd op de continuïteit van de bestaande stad. In het beste werk uit dit decennium zijn de kansen die dat biedt dan ook met beide handen aangegrepen.