Alles over Dr. D. de Jonge

De problematiek van het woonerf
1970-1979

De problematiek van het woonerf

Dr. D. de Jonge - Na een golf van enthousiasme waarmee het idee woonerf een paar jaar geleden werd ontvangen wordt de laatste tijd wat meer over beperkingen en nadelen van deze benadering gesproken. Toch lijkt voor veel - vooral nieuwe - stedenbouwkundige inrichtingen het woonerf erg goed aan te sluiten bij de wensen van de bewoners. Dr. D. de Jonge constateerde dit onder meer in zijn eigen woonomgeving. Zijn bevindingen geven tevens aanleiding om dit 'idee van eigen bodem' nog wat te verbeteren: onze zuiderburen hebben bijvoorbeeld de rijsnelheid voor auto's in woonerven en de voorrangsregeling voor voetgangers beter georganiseerd dan wij.

1970-1979

Louvain-La-Neuve (1979/3)

Dr. D. de Jonge - Louvain-la-Neuve is de eerste en tot nog toe enige nieuwe stad in België. Een universiteitsstad die omstreeks het jaar 2000 zo'n 50.000 inwoners moet tellen. Het stedenbouwkundig concept gaat uit van compactheid, waarbij de in klaverbladvorm uitwaaierende stadswijken een centrum insluiten dat 'beloopbaar' is. Dr. D. de Jonge stelt vast dat het hier een schoolvoorbeeld van culturalistische stedenbouw betreft, dat wil zeggen: voornamelijk gebaseerd op kwaliteiten van oude steden. Ook de architectuur wordt vanuit sociologisch oogpunt overwegend positief beoordeeld. Louvain-la-Neuve: ontstaanswijze, uitgangspunten en uitwerking.

Viaduct en nderdoorgang: voorzieningen die extra kosten eisen
1970-1979

Bijlmermeer, reacties van de bevolking - Bijlmermeer in Amsterdam door Siegfried Nassuth/ Amsterdamse Dienst der Publieke Werken

Dr. D. de Jonge - In dit artikel zet Dr. D. de Jonge de meningen van enkele deskundigen, de kanttekeningen van een technicus en de resultaten van onderzoeken onder de bewoners van de Bijlmermeer, naast elkaar. De daaruit te trekken conclusies maken duidelijk met welk een gebrek aan gedragswetenschappelijk inzicht met name de Amsterdamse stadsbestuurders te kampen hebben gehad. Dr. De Jonge concludeert daaruit o.m. dat: 'men er in de hedendaagse stedenbouw en volkshuisvesting met 'visie' alleen niet meer komt'.

Bijlmermeer in Amsterdam door Siegfried Nassuth (1975/7)
1970-1979

De stedebouwkundige planning van de Bijlmermeer II - Bijlmermeer in Amsterdam door Siegfried Nassuth/ Amsterdamse Dienst der Publieke Werken

Dr. D. de Jonge - In een vorige bijdrage zagen wij van welke doelstellingen de ontwerpers van de Bijlmermeer zijn uitgegaan en hoe zij deze doelen hebben 'vertaald' in ruimtelijke structuren. In het volgende wordt ingegaan op de processen die bij de besluitvorming aangaande deze ruimtelijke structuren zowel als bij de realisering ervan een rol hebben gespeeld.

Bijlmermeer in Amsterdam door Siegfried Nassuth (1973-8)
1970-1979

De Bijlmermeer: een bijzondere woonwijk II - Bijlmermeer in Amsterdam door Siegfried Nassuth/ Amsterdamse Dienst der Publieke Werken

Dr. D. de Jonge - In zijn vorige artikel gaf dr. D. de Jonge een uiteenzetting aangaande de morfologische kenmerken van de Bijlmermeer en van de uitgangspunten die hieraan ten grondslag hebben gelegen. De bedoeling van de bestuurders en ontwerpers is geweest een 'stad van de toekomst' te bouwen met een 'optimaal woonklimaat'. Door zijn hoge kwaliteit zou dit woongebied Amsterdammers aantrekken met vrijmaking van goede woningen in de bestaande stad om zo een doorstroming van de bevolking op gang te brengen. Van deze doorstroming blijkt in de praktijk nog niet veel terecht te komen. De auteur constateert - zoekend naar redenen - een te optimistische presentatie en een, althans voor de beginfase, misleidende gemeentelijke voorlichting.

Bijlmermeer in Amsterdam door Siegfried Nassuth (1973)
1970-1979

De Bijlmermeer: een bijzondere woonwijk I - Bijlmermeer in Amsterdam door Siegfried Nassuth/ Amsterdamse Dienst der Publieke Werken

Dr. D. de Jonge - Omdat de stadsbestuurders van Amsterdam met de verwezenlijking van de Bijlmermeer iets spectaculairs tot stand wilden brengen en de ontwerpers de vrije hand hebben gegeven, valt de Bijlmermeer op door zijn afwijkende morfologische eigenschappen. Deze wens om iets unieks op stedenbouwkundig gebied te scheppen heeft geleid tot een te eenzijdige nadruk op technische, rationele en functioneel-esthetische aspecten. Bij de planning is onvoldoende rekening gehouden met gedragswetenschappelijke inzichten, concludeert dr. D. de Jonge. Zijn artikel is voor een groot deel ontleend aan een onlangs gepubliceerd rapport van het Centrum voor Architectuuronderzoek (afdeling Bouwkunde van de TH Delft).

1970-1979

Het Haagse Congresgebouw in Den Haag door J.J.P. Oud

Door Dr. J. de Jonge - Het „Nederlands Congresgebouw" te Den Haag (1), in hoofdzaak een schepping van de vermaarde bouwmeester dr. J. J. P. Oud (2), is met nobele intenties ontworpen. Het bouwkundige ideaal van Oud was het zoeken naar klare vormen voor duidelijk uitgesproken behoeften. Blijkens een toelichting, verstrekt door de N.V. Nederlands Congresgebouw, betekent „klaar" hier niet alleen „duidelijk" maar ook: fris, helder, eenvoudig; een esthetisch waarde-oordeel, nauw verwant aan mooi, schoon en voortreffelijk. Oud was van origine een functionalist, iemand die de diensten welke het bouwwerk aan de mensen verleent voorop stelt en daar een passende vorm voor zoekt. Aangezien de bouwkunst ruimtelijk is, zich niet alleen met functies maar ook met het scheppen van vormen bezig houdt, eiste Oud tevens de mogelijkheden op van een vrijere expressie. Daarom kon hij zich niet lang schikken naar de dogmatiek van de „Stijl"groep, waarvan hij een der bekendste leden was. Hij is, eerst in, later buiten „De Stijl", in alle oprechtheid zijn eigen weg gegaan. In het onderhavige geval ging het er voor de bouwmeester om, niet alleen te voldoen aan de zakelijke eisen die aan een congrescentrum worden gesteld, maar ook een stuk van onze tijd en onze cultuur te weerspiegelen, en tegelijk de verdere uitbouw van die cultuur te bevorderen. Hieruit is het te verklaren dat in het grondplan symmetrie en asymmetrie gelijkelijk aanwezig zijn, als pool en tegenpool van hedendaagse opvattingen aangaande het midden en de grens; termen die al enige tijd in de belangstelling staan, zowel in de fenomenologische psychologie en filosofie als in de architectuur. Of deze intenties nu inderdaad adequaat in het Congresgebouw verwezenlijkt zijn en worden, wie zal het zeggen? Een gebouw als dit moet meegroeien met zijn tijd, waar het deel van uitmaakt. Dit congrescentrum begint een rol in het openbare leven van Den Haag te spelen, er wordt door directie en staf hard en enthousiast gewerkt, en geleidelijk worden interieur en exploitatiewijze beter aangepast bij in het dagelijks gebruik aan de dag tredende behoeften en wensen. Het complex manifesteert zich in zijn hoofdvorm als een imposante uiting van een markante persoonlijkheid, het demonstreert in zijn uiterlijke verschijning een duidelijke identiteit; het contrasteert met de grauwheid en onbenulligheid van vele hedendaagse bouwsels; men kan het prijzen of laken, maar het zal moeilijker zijn er onverschillig tegenover ie staan. Het is zeker een belangrijke aanwinst voor de gemeente Den Haag en haar burgers. Het gebouw wekt eerbied door zijn afmetingen, door de rijke variatie van ruimten die het bevat, door de zorgvuldige detaillering. Maar zoals in het volgende zal blijken nodigt het ook uit tot kritiek.

Recent verschenen