Interview met Michael Braungart

Door Harm Tilman - Michael Braungart, een van de meest vooraanstaande chemici in de wereld, schreef samen met William McDonough het boek 'Cradle to Cradle'. Aan de hand van de in dit boek uiteengezette benadering probeert Braungart in de dagelijkse praktijk producten te optimaliseren. Volgens hem vormt de recycling van biologische en technische nutriënten het nieuwe paradigma voor toekomstige materialen. Met de invoering van cycli voor bouwmaterialen en bouwelementen is in de bouw amper een begin gemaakt. Braungart is echter optimistisch en ziet hierbij een schone taak voor architecten weggelegd. In zijn optiek kunnen zij als geen ander de conservatieve bouwindustrie dwingen de productie aan te passen.

Michael Braungart, een van de meest vooraanstaande chemici in de wereld, schreef samen met de Amerikaanse architect William McDonough het boek ‘Cradle to Cradle’. Aan de hand van de in dit boek uiteengezette benadering probeert Braungart in de dagelijkse praktijk producten te optimaliseren.

Volgens hem vormt de recycling van biologische en technische nutriënten het nieuwe paradigma voor toekomstige materialen. Met de invoering van cycli voor bouwmaterialen en bouwelementen is in de bouw amper een begin gemaakt. Braungart is echter optimistisch en ziet hierbij een  taak voor architecten weggelegd. In zijn optiek kunnen zij als geen ander de conservatieve bouwindustrie dwingen de productie aan te passen.

Rapporten over de toestand van de wereld bevatten alarmerende berichten over de groei van de wereldbevolking, de opwarming van de aarde en het toenemende energieverbruik. Maar volgens u is dit niet het grootste probleem.
We hebben meer energievoorraden dan de mensheid ooit nodig zal hebben. Vroeger of later zullen we leren hoe we deze energiebronnen kunnen aanboren. Ik ben er bijvoorbeeld van overtuigd dat wij over zes tot zeven jaar halfgeleidende polymeren zullen hebben waar wij onze huizen mee kunnen verven. Deze zullen onze gebouwen de komende jaren van voldoende energie en elektriciteit voorzien.
Wat materialen betreft is de situatie veel ernstiger. Fosfaat is zeldzamer dan olie, hetzelfde geldt voor koper en magnesium. Deze waardevolle grondstoffen bevinden zich in verdunde vorm in het milieu en momenteel lukt het ons niet meer deze terug te winnen. Als de gehele wereldbevolking hetzelfde recht op koper zou hebben, dan zou Zwitserland meer dan zeventig procent van zijn kopervoorraad moeten teruggeven.
Het gaat dus niet om het silicium dat je op je dak aanbrengt, maar om het feit dat men materialen moet gaan vervaardigen die ten goede komen aan het milieu, in plaats van hiervoor nadelig te zijn. Wij hebben geen probleem van overbevolking, we hoeven een kind niet te vertellen dat het niet mag drinken omdat het de planeet zou belasten. Wel hebben we een probleem met het management van de materialenstromen.
Vanuit het oogpunt van de groeiende afvalberg zijn we inderdaad met teveel mensen, maar als wij erin zouden slagen nutriënten te vervaardigen, zouden wij met veel meer mensen op aarde kunnen leven. We kunnen twintig miljard mensen voeden op aarde, als wij de nutriënten weer in de cyclus zouden kunnen terugvoeren.

In uw concept spelen de levenscycli van natuurlijke en technische materialen een belangrijke rol. Moeten deze gesloten zijn om effectief te zijn?
Met recyclen hergebruiken we materialen alleen maar weer opnieuw. We moeten onze aandacht nu juist richten op ‘upcycling’. We moeten de intelligentie behouden en meer intelligentie toevoegen. Het gaat niet om duurzaamheid, want duurzaamheid is saai. Als ik je vraag hoe het met je relatie gaat en jij zou antwoorden 'duurzaam', dan zou ik medelijden met je hebben, want dat is slechts een minimaal bestaansniveau. We moeten juist de genialiteit van de mens kunnen vieren. Wat ik echt niet begrijp, is waarom wij ons altijd zouden moeten verontschuldigen voor onze aanwezigheid op deze planeet, in plaats van de natuur en de mensheid te fêteren en de dingen écht te veranderen.

Vecht u hiermee tegen een milieuconcept dat dateert uit de jaren zeventig van de vorige eeuw?
Het gaat zelfs nog verder terug. In de achttiende eeuw hadden de mensen in Midden Europa alle aanwezige bossen gekapt. Slechts een klein gebied in Beieren was nog oerbos. De mensen voelden zich schuldig, want ze hadden de natuur gekweld. Ze probeerden dit te compenseren en ze dachten dat het beter zou zijn als zij daar niet meer waren.
Alle eco-efficiency is ontstaan vanuit dit negatieve denken van de mens. Stel je voor dat twee planeten elkaar ontmoeten. De ene planeet zegt tegen de ander “wat zie jij er slecht uit”, en de ander zegt “ja, ik heb Homo Sapiens." Zegt de ene planeet, “maak je maar geen zorgen, die verdwijnen wel.” De natuur is niet aardig voor ons geweest, en wij niet voor de natuur. Mensen hebben eeuwen lang een gebrek aan vitamines gehad. Ze hebben blootgestaan aan overstromingen, stormen en allerlei klimatologische verschijnselen. Dat is waarom wij ertegen vechten, en ons nu schuldig voelen omdat wij zoveel hebben verwoest. Het is alsof je je kind hebt geslagen. De mensen proberen hun schuldgevoel te compenseren door minder slecht te handelen. Dit is een natuurlijke reactie, maar het is niet goed. Zelfs als je iets slechts minder slecht doet, is het nog steeds slecht.
De overheid stelt, dat wij het milieu moeten beschermen door vaker de auto te laten staan. Dat is hetzelfde als te zeggen dat je je kind moet beschermen door het minder vaak te slaan. Dit is geen bescherming, maar slechts minder vernieling. Als je iets verkeerds doet, moet je het niet efficiënter maken, dat is verkeerd. Het is het voormalige Oost Duitsland niet gelukt haar natuurgebieden te vernietigen, alleen om dat het land niet efficiënt genoeg was georganiseerd!

In het boek Cradle to Cradle (C2C) poneren u en William McDonough het verfrissende inzicht dat het niet om efficiency gaat, maar juist om effectiviteit.
Efficiency is lelijk. Dan krijg je allemaal huizen die energiezuinig zijn, maar die volledig zijn afgesloten. Goede architectuur is niet efficiënt, maar verbazingwekkend effectief. Efficiency betekent de dingen op een goede manier doen. Effectiviteit betekent het goede ding doen. Duurzaamheid in de traditionele betekenis levert geen goede architectuur op, want goede architectuur is meer dan duurzaamheid alleen. Het behelst ook inspiratie, plezier en een dialoog met de natuur. Het gaat om een samenwerking met de natuur en niet de gedachte ‘het zou beter zijn als ik er niet was'.

Wat mij opvalt is dat u een enorm vertrouwen hebt in design. De afgelopen dertig jaar was er echter een wantrouwen, gevoed door kritiek op bijvoorbeeld de ontwerpen van de naoorlogse woonwijken.
Ontwerpen is juist de sleutel. Architecten en ontwerpers moeten meer zelfvertrouwen kweken. Als zij zouden zeggen, “ik beslis over de dingen, en ik maak mooie dingen”, dan zouden zij geen toxische materialen meer gebruiken in hun ontwerpen. Maar omdat ze niet genoeg zelfvertrouwen hebben is het enige wat zij kunnen doen, toxisch afval verfraaien.
Dit is een van de oorzaken dat architecten en ontwerpers steeds lager op de maatschappelijke ladder terechtkomen. Marketing vertelt ze wat ze moeten doen, en vraagt ze te maken wat ze zojuist in Bilbao hebben gezien. Dit werkt echter niet, want goede architectuur is per definitie niet globaal, maar lokaal. Het correspondeert met de omgeving om zich heen en het viert de lokale diversiteit. Maar in plaats daarvan kijken mensen tv en lezen ze boeken en willen ze precies hetzelfde als wat ze net hebben gezien.

Zoals de burgemeester van een grote stad die een Hadid of een Gehry wil hebben....
Dit mechanisme zorgt ervoor dat Frank Gehry nog meer enge Gehry dingen gaat doen. De ontwerpen moeten nog absurder worden om op te vallen. Als je drugs of alcohol neemt, moet je er telkens meer van nemen om in een roes te komen. Architecten horen juist het milieu te beschermen. Ze moeten verkondigen dat het niet gaat om duurzaamheid, maar om goede architectuur. Het gaat niet om groene gebouwen, maar om goede gebouwen. Architecten moeten zich niet in een eco-niche laten stoppen; ze moeten juist streven naar een holistische kwaliteit en spreken van ‘total beauty design' (een ontwerp van totale schoonheid). Een gebouw is niet mooi als het stinkt. Een gebouw is niet mooi als het niet past in de omgeving. Een gebouw is niet mooi als de mensen zich er niet goed in voelen. Het is niet mooi als mensen geen inkomen voor zichzelf kunnen verzorgen. Het is niet mooi als architecten niet kunnen rondkomen. Architecten in Midden Europa hebben de hoogste werkloosheidcijfers en worden naar verhouding het slechts betaald. Dit is geen goede zaak, want architecten beslissen over ongeveer twee derde van de totale materialenstroom in een land. Ze moeten zich dan ook inzetten voor goede architectuur en niet terugvallen op het Bauhaus. Ze moeten de overgang maken van Bauhaus naar Baumhaus. Waarom maken wij geen gebouwen die intelligent zijn, die het leven voor anderen stimuleren en die rekening houden met het lokale klimaat? Waarom maken wij geen leefplekken voor andere diersoorten?

Dus vorm en functie moeten niet elkaar volgen, maar het klimaat?
Het zou goed zijn wanneer architecten meer zelfverzekerd zouden zijn. Ze moeten trots zijn op wat ze doen, in plaats van een paar idiote mensen volgen vanuit een marketingperspectief. Tegenwoordig ziet elk huis eruit als een ‘house casa èt la maison'. Dat komt, omdat iedereen componenten van elders haalt en deze elementen weer terug wil zien in zijn eigen huis. Iets meer arrogantie zou niet verkeerd zijn. Gebouwen die niet genoeg daglicht doorlaten zijn een misdaad tegen de mensheid. Architecten moeten weigeren deze te bouwen. Ze moeten trotser worden op wat ze doen. Ondanks het feit dat ze conceptueel kunnen denken, vinden ze het vaak leuker om te spelen dan om de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Ze zouden de verhouding tussen de menselijke geest, activiteit en het milieu moeten onderzoeken.

Welke rol kan de bouwindustrie hierin spelen?
Het zou goed zijn, als de bouwindustrie met nieuwe ideeën komt. Wij testen de luchtkwaliteit in gebouwen. We hebben ontdekt dat de kwaliteit binnenshuis drie keer zo slecht is als buiten de stedelijke gebieden. In veel landen krijg je alleen een belastingverlaging, als je aan kunt tonen dat je huis goed is geïsoleerd. Het komt erop neer dat de overheid subsidie geeft voor gaskamers. Dit is raar, want eigenlijk zou je moeten ontwerpen vanuit het gebruik in het gebouw. De bouwindustrie is de sleutel, twee derde van alle materialen in de wereld zijn op de een of andere manier verbonden met gebouwen.

De bouw heeft voor veel mensen echter een conservatief imago.
Dat is niet het geval. Ik sprak met Schüco, de grootste glasfabrikant van Europa. Ik zei dat je ramen alleen maar kan maken van toxische materialen. Maar het is niet eerlijk deze ramen te verkopen aan mensen die alleen een mooi uitzicht willen. De voorzitter van Schüco zei toen tegen mij dat architecten nooit hadden gevraagd om ramen zonder giftige stoffen.
Wat de architecten doen, is dus wel degelijk van belang. Zij zouden alle innovatie kunnen doorvoeren. Als je tapijt gebruikt in gebouwen, wil je hier geen eigenaar van zijn, maar alleen verzekerd zijn van de dienst hiervan. Als een product zijn dienst erop heeft zitten, zou deze dus eigenlijk terug moeten keren naar het begin van de cyclus. Geen enkele architect of ontwerper heeft hier ooit om gevraagd. Ik zie momenteel veel bouwbedrijven die bezig zijn met het Cradle to Cradle concept en die proberen om de architecten over te halen hiermee aan de slag te gaan, in plaats van andersom.
Vanwege hun slechte reputatie, reageren de architecten als gegijzelden, altijd maar angstig over wat de opdrachtgever er wel niet van zou denken. De meeste architecten proberen dingen iets minder slecht te maken door het mooier te maken.

Bedoelt u hiermee, dat architecten vast zitten in het oude paradigma?
Inderdaad ja. We gaan samen met ‘Material Connection’ een bibliotheek voor innovatieve materialen maken, waarin architecten C2C materialen kunnen bestellen. We maken ze zo het leven makkelijker. Volgend jaar organiseren wij in Frankfurt een grote beurs waar we alle innovatieve materialen laten zien, naast de producten ook de systemen. Veel bedrijven richten zich nu op  dienstverlening, omdat ze met de beste materialen willen werken, en deze zo aan het eind ook weer terug kunnen krijgen.
Het gaat niet om duurzaamheid, want die tiranniseert het ontwerp. Mensen veranderen voortdurend hun gewoontes en hun kijk op dingen. Als je dan iets ontwerpt wat vierhonderd jaar mee moet gaan, krijg je nooit je duurzame materialen weer terug. Je moet altijd voor een bepaalde periode ontwerpen. Architecten moeten vragen om materialen zonder giftige rotzooi, die binnenshuis kunnen worden gebruikt. Zij moeten geen verantwoordelijkheid nemen voor bouwmaterialen met toxische componenten. Ze moeten ook geen materiaal opnieuw gebruiken dat hiervoor nooit is bedoeld en alleen materialen gebruiken die zijn ontworpen voor reïncarnatie.

Als men een muur van een gebouw bekijkt, zitten er minimaal tien verschillende materialen in verwerkt. Hoe kan men hiermee omgaan?
Ik stel voor om meer bescheiden te zijn. Ten eerste zou ik heel blij zijn als dit artikel leidt tot een positieve lijst van beton ingrediënten. Tegenwoordig worden er meer dan driehonderd toevoegingen gebruikt in beton, zoals stabilisatoren. Ze zijn niet ontworpen vanuit een ecologisch perspectief. Als je beton van een vuilstortplaats gebruikt, dan zijn de stoffen die eruit lekken gevaarlijk. Ten tweede zou ik al erg blij zijn als architecten naar gebouwen zouden kijken als dingen die het leven ondersteunen. Het is mogelijk om muren te maken die actief de lucht filteren en zuiveren, en de vervuiling eruit te halen. De lucht binnenshuis is belangrijk. De helft van alle kinderen onder de zeven jaar hebben last van allergieën. Astma is op dit moment de belangrijkste kinderziekte.

Dus de lucht binnenshuis heeft de hoogste prioriteit bij de beoordeling van bouwonderdelen?
Dat klopt, maar ik wil hier nog een tweede aan toevoegen: waarom genereren wij geen habitat als we gebouwen maken. Het is niet eerlijk om een gebied of een ruimte te bekijken en gevaar te lopen terwijl je daar bent. Waarom gebruiken wij de muren niet om meer habitats te generen voor andere diersoorten? Ik zou willen dat deze worden ondersteund door onze bouwactiviteiten. De biodiversiteit in Berlijn is vier keer zo hoog als in de omliggende agrarische woestijn. Groene daken ondersteunen deze habitats, en beschermen de vogels voor hun vijanden. In Detroit zijn diersoorten teruggekomen die er al meer dan vijftig jaar waren verdwenen.

De laatste ontwikkeling is om gebouwen te bouwen die nul energie verbruiken. Is dat volgens u een goede strategie?
Ik vraag mij af waarom men een nul-verbruiker zou willen zijn. Hetzelfde geldt voor de nul-voetafdruk en de passieve huizen. Voor mij geeft dit een negatief beeld van de mensheid weer. Het zegt dat het beter zou zijn als ik er niet was. Terwijl ik denk dat het juist beter is om te denken over een positieve voetafdruk. Vanwege de energie input op de planeet, kunnen we juist energiepositieve huizen maken. We moeten ons niet verontschuldigen voor onze aanwezigheid en proberen op nul uit te komen. Dit is niet creatief, want je kunt dan alleen vanuit angst handelen. We moeten juist een grote voetafdruk maken, maar dan in de vorm van een omgeving, waarin andere soorten ook blij zijn om te vertoeven. Het gaat niet om reductie maar om toegevoegde waarde.

U vindt dat gebouwen moeten worden vergeleken met verpakkingenvan menselijke activiteiten. Waarom?
Gebouwen zijn verpakkingen van menselijke activiteit, net zoals auto’s transport zijn voor mensen en schoenen transport zijn voor voeten. We moeten de ingrediënten van deze verpakkingen op zo'n manier ontwerpen dat ze in verbinding blijven met ons. Het zal ons bevrijden van stomme dingen zoals dematerialisatie. We moeten gebouwen juist her-materialiseren, en we moeten materialen her-waarderen. We moeten geen gebouwen maken met minder materiaal, maar met beter materiaal. We kunnen gebouwen als verpakkingen maken en gebouwen als bomen. We moeten productieve dingen doen in plaats van ‘minder slechte dingen’.

U hebt gezegd, dat een architect zich moet ontwikkelen tot een intelligente manager van materialen. Waarom?
Joseph Beuys, zei dat iedereen een kunstenaar kan worden. Elke ontwerper kan ten goede van het milieu handelen in plaats van ‘minder slecht'. Architecten kunnen andere mensen leren hoe ze het milieu kunnen verbeteren. Architectuur moet er voor iedereen zijn, want iedereen heeft het recht in een huis of gebouw te wonen dat plezier brengt. Als architecten slechts hun opdrachtgevers dienen en geen verantwoordelijkheid nemen voor de gebruikers, moeten ze worden vervolgd voor misdaden tegen de samenleving. Hetzelfde geldt voor gebouwen met een slechte binnenluchtkwaliteit.

Het lijkt alsof u pleit voor een nieuwe ethiek binnen de architectuur.
Nee, zodra mensen zich in een crisis bevinden, vergeten ze de ethiek. En aan de werkeloosheidscijfers en de salarissen te zien, zit de architectuur in een crisis. Voor veel architecten is het een slavenbaan tegen een hongerloon. Daarom kan je niet met ethiek aankomen. Het enige wat ik vraag is kwaliteit. Gebouwen die giftig zijn hebben geen ethiek nodig, maar goede bouwonderdelen. Ethiek is een luxe artikel. Wij moeten vragen om totale schoonheid. Respect is niet genoeg. Het gaat om het vieren van de menselijke genialiteit. We hebben ontwerpen nodig die niet alleen goed zijn voor het milieu, maar ook voor de economie en voor de samenleving. Ik noem dat driedubbele toparchitectuur!

Kan je voorbeeldprojecten noemen die uw aanpak illustreren?
Een architect moet niet proberen perfect te zijn, maar een gebouw maken waarop hij trots kan zijn. Hij kan het beton bekijken, de ramen beoordelen, hij kan ervoor zorgen dat het gebouw pvc-vrij wordt gemaakt, en hij moet kijken naar de kwaliteit van de lucht binnenshuis. Een architect wordt niet betaald om perfect te zijn.
Het Nike hoofdkantoor in Hilversum door Bill McDonough is een voorbeeld van deze aanpak. Toen hij dit gebouw ontwierp vroeg hij wat mensen gelukkig zou maken. Dit kantoor is het eerste pvc-vrije gebouw in Nederland, net als alle Nike producten, die worden tegenwoordig ook pvc-vrij gemaakt. Dit is erg belangrijk, pvc beschadigt namelijk het hormoonhuishouden, de vruchtbaarheid en vormt in een gebouw een milieuprobleem.
Het gaat dus eigenlijk om hele simpele dingen. De eerste stap is te verwoorden wat je niet wilt hebben, de volgende stap is zeggen wat je wel wilt hebben. Als je probeert om perfect te zijn, kost dat oneindig veel geld. Architecten moeten geen luxe architectuur maken, maar architectuur die ruimte biedt aan alle soorten. Het gaat erom dat de overvloed wordt gevierd en dat wordt bekeken of een materiaal in zowel de biologische als de technische kringloop kan worden gebruikt.

Volgt hieruit dat de architectuur zichzelf opnieuw moet uitvinden?
Kijk, elke dag is de mensheid bezig zichzelf opnieuw uit te vinden en ben je zelf bezig om jezelf opnieuw uit te vinden. Dat is wat ik bedoel met upcycling’. Je kunt leren van architectuur, ook van de slechte voorbeelden. Ik zeg dan ook niet opnieuw uitvinden, maar juist herontdekken. Je moet alleen de nutriëntenstroom uit het verleden begrijpen en de kennis ervan gebruiken om de toekomst op een nieuwe manier uit te vinden.

Moeten architecten hierbij allianties vormen en zo ja, wat voorallianties zouden dat moeten zijn?
Zij kunnen als makelaar voor materialen fungeren en zouden daarom banden moeten hebben met industriële productontwerpers. De verpakking is bedoeld voor een eenvoudig gebruik, de bouwmaterialen voor een hoger gebruik. Je kunt bijvoorbeeld een materiaal ontwikkelen voor het verpakken van babyvoedsel, de volgende stap zou zijn dat je er meubels of bouwmateriaal van maakt. Het materiaal wordt dus eerst voor iets eenvoudigs gebruikt, en vervolgens hergebruikt voor duurzamere dingen. Op deze manier kun je voor babyvoedsel hoogwaardiger materialen gebruiken, omdat het volgende leven ervan in een gebouw of een meubelstuk al is voorzien.

Zouden architectenbedrijven productontwerpers moeten aannemen?
Architecten kunnen zelf als productontwerpers aan de slag. Jonge ontwerpers moeten de ouderen van hun troon stoten, want wat die ouderen maken is allemaal giftige rotzooi. Er zijn veel nepproducten van deze ontwerpers, maar deze hebben tenminste minder toxische middelen in zich dan de originele. Die gaan meer over marketing in plaats van goed ontwerp. Deze bedrijven stoppen tachtig procent van hun geld in marketing in plaats van in een goed ontwerp.
Alle luxe ontwerplabels verdienen het geld niet. De meeste T-shirts zijn niet ontworpen voor huidcontact, maar dat zou eigenlijk wel moeten. Een T-shirt voor huidcontact zou beter zijn dan welk T-shirt dan ook dat momenteel op de markt is. Wat plaats zou moeten vinden is REACH; Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemicaliën.
Wat wij nu doen is het risico socialiseren van individuen die winst maken. We zouden dit anders moeten aanpakken door te zeggen: het was leuk om al deze mooie producten te hebben van ontwerpers van vroeger, maar als je het bekijkt vanuit het oogpunt van de materialenstroom is het allemaal chemisch afval. Laten we opnieuw beginnen en de dingen opnieuw uitvinden.

Is de ‘lease-economie’ hier een voorwaarde voor?
We willen de overvloed vieren, want we hebben genoeg energie. We willen dat mensen keuzes kunnen maken, en dat ze niet in concentratiekampen hoeven te wonen. Koolstof is te zeldzaam om in de atmosfeer te laten terechtkomen. Daarom zouden gebouwen CO2 moeten verzamelen en dit terug de biosfeer inpompen. Je moet dus geen koolstofneutrale, maar goede gebouwen maken, voor een hoogwaardig leven. Zoals Hannah Ahrendt zei, "er is geen kwaad, alleen de afwezigheid van het goede". Het nazi tijdperk werd gekenmerkt door een totaal gebrek aan kwaliteit. We moeten proberen het goede te ondersteunen, in plaats van het slechte onder controle te houden.

Vertaling Mishka Stuip

Beeldopnames zijn afkomstig uit de VPRO-documentaire ‘Afval is voedsel’ over een wereld waarin afval voedsel wordt en waarin consumenten geen vervuilers meer zijn. Regie: Rob van Hattum. De documentaire is nog te bekijken via www.vpro.nl/programma/tegenlicht

Harm Tilman (1954, Rotterdam) is auteur, docent, moderator en zelfstandig redacteur op het gebied van architectuur en stedenbouw. Tot 2021 was Harm hoofdredacteur van het de Architect. Daarvoor werkte hij o.a. als coördinator en docent stedenbouwkunde aan de Academie van Bouwkunst Rotterdam.