Er is geen totale Lockdown in Nederland; zoals in Spanje, Italië, Frankrijk.
Maar de verschillen tussen de maatregelen in verschillende landen zijn klein, of het nu lockdown heet of niet: kantoormensen werken thuis, scholen zijn dicht, horeca dicht, veel winkels dicht. En dan wel of niet een verbod om je op straat te begeven, behalve voor noodzakelijke boodschappen. De straten en pleinen van onze geliefde binnensteden bieden een verlaten, doodse aanblik.
Velen zien er een goede oefening in, en een opmaat naar meer thuis werken en vanuit huis inkopen doen. Dat kon allemaal al, gelukkig, maar het gebeurde nog niet op zo’n grote schaal als nu. Ook degenen die dat niet zo nodig of prettig vonden, moeten er nu aan geloven. En misschien valt het reuze mee. Als alles over enige tijd weer normaliseert en de lockdowns worden opgeheven, zullen we zien wie er nog naar kantoor gaat. Of naar school.
Openbare interieurs van de stad
Behalve een goede oefening kun je er ook een waarschuwing in zien: Kijk eens hoe de stad eruit ziet als we er niet meer naar toe gaan. Als we doorgaan met alles op internet bestellen, de hele avond achter een beeldscherm blijven zitten en thuis werken omdat kantoor slecht bereikbaar is. Onze binnensteden raken dan ontzield.
Het stadsleven speelt zich af in de openbare ruimte - die is daar speciaal voor. Maar ook in gebouwen: café’s en restaurants, bibliotheken, warenhuizen, theaters, lobby’s van stadhuizen. De in meer of mindere mate openbare interieurs van de stad. Plekken waar iedereen mag zijn en waar veel mensen graag komen.
Dat we daar nu niet naar toe mogen raakt de hele bevolking, maar niet iedereen even hard.
Ongelijkheid
Door de lockdown ontstaat direct een nieuwe ongelijkheid tussen de oude groepen: rijk en arm. De ‘rijken’ hebben een huis waar het prettig toeven is, en groot genoeg om je af te zonderen als dat voor werk of studie nodig is Er zijn aangename plekken voor ontspanning, of dat nu een ‘man cave’ is, een studeerkamer of een binnenzwembad. Er is een eigen tuin waar je ook lekker buiten kunt zijn. Maar ook zijn er mensen die drie-hoog-achter wonen, zonder tuin, een balkonnetje waar ook de vuilnisbak staat, ze zitten met meer mensen in kleinere kamers - men zit op elkaars lip, moet rekening houden met andermans activiteiten en mogelijk hindert men elkaar. En dan zijn er nog de mensen die alleen wonen en voor wie eenzaamheid dreigt.
Inclusieve ruimte
Tegenover de ongelijkheid in het wonen staat de openbare ruimte als egalitaire, inclusieve ruimte. Voor iedereen in gelijke mate toegankelijk: arm of rijk. Als de openbare ruimte leeg is en niet gebruikt kan worden komt dit pijnlijk aan het licht. Voor de mensen met een fijn ruim huis is het best even uit te houden. Voor de klein behuisden en de eenzamen is dat lastiger. Voor hun is het gemis van de openbare ruimte ernstiger. Er is dus een verschil in urgentie.
Maar of je nu rijk bent of arm, we willen er allemaal wel eens even uit. De stad in!
Naar winkels, café of restaurant. Naar theater, bioscoop of museum. Naar de bieb, omdat je daar prettiger studeert. Of gewoon naar de straten en de pleinen. Waar je vrienden zijn. Of waar je juist volkomen anoniem kunt zijn tussen andere stedelingen. In beide gevallen is het niet de bedoeling dat je alleen bent. Ontmoeting is het motief om naar de stad te gaan, om je in de openbare ruimte te begeven. De ontmoeting is de bestaansreden van de stad. Die ontmoeting kan gepland zijn of juist verrassend, met bekenden of juist met mensen van buiten je vriendenkring of zelfs buiten je ‘comfort zone’. In de openbare ruimte maakt het niet uit hoe groot je huis is, of hoe dik je portemonnee. De openbare ruimte is in gelijke mate van ieder.
Bewoners en voorzieningen
De binnensteden hadden het zonder lockdown al moeilijk genoeg. Omdat we er de afgelopen decennia monofunctionele winkelcentra van hebben gemaakt. En nu we op internet onze spullen kopen hebben de winkels het moeilijk en worden de stadscentra door leegstand geplaagd. Uiteindelijk wordt alles horeca, wordt wel voorspeld. Maar ook horeca alleen kan geen stadscentrum dragen. Voor levendigheid zijn bewoners nodig. Veel bewoners, met alle voorzieningen die daarbij horen rondom op loopafstand. Cultuur, onderwijs, zorg, horeca, ontspanning - ze horen allemaal in grote hoeveelheid in dichtbebouwde en dichtbevolkte stadscentra aanwezig te zijn.
Inclusief en divers
De openbare ruimte hebben we lang voor een al te groot deel aan de auto opgeofferd. De openbare ruimte is daardoor niet meer inclusief. Mensen met te dikke SUV’s claimen ten onrechte meer openbare ruimte dan anderen. Voor mensen met minder toegang tot mobiliteit, omdat ze zich geen auto kunnen veroorloven, of ver weg wonen, en voor wie openbaar vervoer gewoon te duur is, is de stad toch al minder toegankelijk. Kinderen kunnen op allerlei plekken niet komen, tenzij ze gebracht worden. Ook zijn er nog buurten en stadsdelen waar, om wat voor reden dan ook, niet alle bevolkingsgroepen welkom lijken te zijn. Van gated communities tot ‘no go areas’, allemaal foute boel, in welke vorm en op welke plek dan ook. Er kunnen plekken zijn waar de een zich thuis voelt en de ander niet, maar het principe van de openbare ruimte is, dat die voor iedereen in gelijke mate toegankelijk is. Ieders recht op het gebruik van de openbare ruimte is gelijk, ongeacht inkomen, afkomst, vervoermiddel of wat voor verschil dan ook. De beperkingen nu zijn ook voor iedereen gelijk, maar ze komen dus voor de een veel harder aan dan voor de ander. Voorlopig heeft elke voetganger die cirkel met een straal van 1,50 meter om zich heen en dat wordt al lastig genoeg als je elkaar wilt passeren op een smal trottoir.
Nu we thuis zitten, zijn er een paar dingen om over na te denken die de openbare ruimte van de stad aangaan. Belangrijke dingen die vanzelfsprekend zouden moeten zijn, maar die we extra waarderen als we straks weer de stad in mogen, en waar we dus zuinig op moeten zijn:
De inclusiviteit van de openbare ruimte en de diversiteit van het stadscentrum.